Quiz Design B-K

DESIGN
QUIZ DESIGN
B-K
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BVMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

DESIGN
QUIZ DESIGN
B-K

Slide 1 - Slide

Er is een nieuwe iPhone uit. Wat heeft die telefoon een mooi design zeg! Wat is 'design'?
A
de manier waarop een (meestal modern) product er uitziet
B
Het ontwerp is hilarisch
C
bedoeld om er geld mee te verdienen
D
Het bekostigen van de materialen en arbeid

Slide 2 - Quiz

Ambachtelijke vormgeving kenmerkt zich door:
A
grote aantallen
B
met de hand gemaakt
C
betekenis vaak belangrijk
D
altijd een sieraad

Slide 3 - Quiz

Noem de 4 belangrijkste dingen bij het ontwerpen van een gebruiksvoorwerp:
A
Decoratie, afmetingen, ondergrond, aanzicht
B
Kleur, vorm, materiaal, praktische functie
C
verpakking, instructie, logo, doel
D
Doelgroep, prijs, presentatie, maat

Slide 4 - Quiz

Designer betekent:
A
Ontwerper
B
Artiest
C
Uitvinder
D
Maker

Slide 5 - Quiz

Industriële vormgeving heeft te maken met.

A
Producten en artikelen die in veelvoud gemaakt zijn.
B
Alles wat wordt gekweekt in de natuur.
C
Natuurlijke vormen.
D
Pan soep.

Slide 6 - Quiz

Sleep de plaatjes naar het juiste begrip:
Industriële Vormgeving
Ambachtelijke Vormgeving

Slide 7 - Drag question

Wat is recyclen?
A
Iets eten
B
Iets maken
C
Iets opnieuw gebruiken
D
Iets weggooien

Slide 8 - Quiz


industriele vormgeving ja of nee?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Wat is Industriële vormgeving?
A
Vormgeving van producten die in een atelier gemaakt worden.
B
Vormgeving van producten die in fabrieken gemaakt worden.
C
Vormgeving van producten die met de hand gemaakt worden.
D
Vormgeving van producten die je haalt uit verre landen.

Slide 10 - Quiz

Wat is de Industriële Revolutie?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
B
De trek van het platteland naar de stad
C
De overgang van werken met de hand naar werken met machines
D
Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.

Slide 11 - Quiz

Een doelgroep is:
A
Een groep mensen die dezelfde interesse hebben
B
Een groep mensen die samen iets ondernemen
C
Een groep mensen die samen uit eten gaan
D
Een groep mensen die jij wilt bereiken met je activiteit

Slide 12 - Quiz

Wat is 'ergonomie'?
A
Verkeerd tillen
B
De omgeving aanpassen aan de mens
C
In het donker werken
D
De hele dag dezelfde houding hebben

Slide 13 - Quiz

Accessoires zijn:
A
Onderdelen van meubels: zoals stoelpoten, armleuningen
B
Ingrediënten in de keuken zoals: groenten, vlees
C
Muziekinstrumenten zoals gitaar, drumstel enzovoort
D
Toebehoren bij kledingmode zoals; tas, schoenen, sieraden enzovoort

Slide 14 - Quiz

Confectie
A
In kleine aantallen gemaakte kleding
B
uitgaanskleding
C
Maatwerk kleding
D
In grote aantallen gemaakte kleding

Slide 15 - Quiz

Haute Couture is:
A
Er is vaak één exemplaar van het kledingstuk. Catwalk, exclusief
B
Een merknaam,/logo van een zeer duur modemerk
C
Een kapsel ontworpen bijpassend aan een modeltrend
D
Een vereniging van modeontwerpers. Hier kunnen ze een samenwerking aangaan

Slide 16 - Quiz

High-tech is:
A
Vormgeving van gebruiksvoorwerpen waarbij de nadruk wordt gelegd op de technische kenmerken zoals de constructie
B
Vormgeving van gebruiksvoorwerpen waarbij de nadruk wordt gelegd op de ambachtelijke technieken zoals bij potten bakken
C
Vormgeving van gebruiksvoorwerpen waarbij de nadruk wordt gelegd op de functionaliteit voor de gebruiker
D
Vormgeving van gebruiksvoorwerpen waarbij de nadruk wordt gelegd op kleur en vorm en deze aansluit bij de doelgroep

Slide 17 - Quiz

Wat is ' De Stijl' ?
A
Een groep Nederlandse kunstenaars
B
Een groep muzikanten
C
Een groep Chinese Kunstenaars
D
Een groep kappers met stijl haar

Slide 18 - Quiz

Kenmerken van "De Stijl" zijn:
A
Organische vormen en secundaire kleuren
B
Geometrische vormen en primaire kleuren
C
Grafische vormen en neon kleuren
D
Abstracte vormen en pastel kleuren

Slide 19 - Quiz

Recycling
De Stijl
Toegepaste kunst
Dutch design

Slide 20 - Drag question

Assemblage is:
A
De primaire sector
B
Het in elkaar zetten van een product
C
Slechte werkomstandigheden in de informele sector
D
Ander woord voor urbanisatie

Slide 21 - Quiz