ch 3 Sympa, le collège cours 4 06 02 V1A 2024

Bonjour classe V1A
Bienvenue au collège
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Bonjour classe V1A
Bienvenue au collège

Slide 1 - Slide

devoirs, pour mardi, 6 février
- apprendre voc A
- apprendre voc B
- les jours de la semaine
- faire ex. 9, 10 a,b,c,d

Slide 2 - Slide

Programme
  • les jours de la semaine
  • les heures
  • bloc B
  • mon emploi du temps

Slide 3 - Slide

Objectifs
Na deze les: 
-  ken ik woorden die te maken hebben met school,
-   vakken en dagen van de week
-  les heures 

- kan ik  een gesprek je over school begrijpen

Slide 4 - Slide

Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Jeudi
Mardi
Dimanche
Lundi
Vendredi
Mercredi
Samedi

Slide 5 - Drag question

l'histoire
la musique
la géographie
les maths
le dessin
la gym
l'anglais
le français

Slide 6 - Drag question

Het is half twee
Het is kwart over twee

Slide 7 - Open question

Het is vijf over twaalf
Het is kwart voor tien

Slide 8 - Open question

Het is tien over half acht
Het is vijf voor half vier

Slide 9 - Open question

Hoe laat is het ?
Het is half één 's nachts

Slide 10 - Open question

objectifs
- ik kan een tijdschriftartikel over school begrijpen
- ik ken woorden die met school te maken hebben
- ik kan een tekst globaal lezen

Slide 11 - Slide

bloc B
faire exercices:
9, 10 b, c, d, 11, 12
+ correction

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

LES JOURS DE LA SEMAINE

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Au restaurant
Madame, la carte s'il vous plaît

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Faites votre emploi du temps.

Gebruik o.a. p.130


*mentorles=
vie de classe

+ ex 9,10,11,12

Slide 18 - Slide

avoir = hebben
vb.   ik heb = j'ai
werkwoorden op -ER
vb. habiter= wonen      jij woont = tu habites

Slide 19 - Slide

être = zijn
Je suis Catharina = Ik ben Catharina

Ik ben                    = je suis
jij bent                  = tu es
hij/zij   is               = il/elle est
men is/we zijn   = on est
wij zijn                  = nous sommes
u / jullie zijn       = vous êtes
zij zijn                   = ils /elles sont


Slide 20 - Slide

Fais attention!
avoir = hebben       jij hebt= tu as
être = zijn                  jij bent= tu es


avoir= hebben       zij hebben = ils / elles ont
être= zijn                  zij zijn          = ils / elles sont

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

être
=
 zijn




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
es
sont
est
êtes
sommes
suis

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Video

Au restaurant
Madame, la carte s'il vous plaît

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide