Werkwoordspelling

Voor de spelling van de persoonsvorm in de tt, zet je er iets anders voor in de plaats. Wat?
A
Het ww lopen
B
Het ww werken
C
Het ww zitten
D
Antwoorden A of B
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voor de spelling van de persoonsvorm in de tt, zet je er iets anders voor in de plaats. Wat?
A
Het ww lopen
B
Het ww werken
C
Het ww zitten
D
Antwoorden A of B

Slide 1 - Quiz

Voor de spelling van de persoonsvorm in de vt gebruik je.............

Slide 2 - Open question

De persoonsvorm is een werkwoord
Noem nog twee soorten werkwoorden

Slide 3 - Open question

Aminata (knarsetanden tt) tijdens haar slaap.

Slide 4 - Open question

Het vliegtuig (...)vt toch, hoewel het erg (...)vt
A
landde - stormde
B
landde- stormte
C
lande - stormdde
D
lande - stormde

Slide 5 - Quiz

(Worden) je broer later voetballer?

Slide 6 - Open question

Hij (...) dat ik dat aan jou heb (...).
A
gelooft- belooft
B
geloofdt - beloofdt
C
geloofd - belooft
D
gelooft - beloofd

Slide 7 - Quiz

Ik (dulden)tt geen tegenspraak.

Slide 8 - Open question

Het (...)tt ons zeer dat hij de order heeft (...)
A
bevreemd- geannuleert
B
bevreemdt - geannuleerd
C
bevreemt - geannuleerdt
D
bevreemdt - geanuleerd

Slide 9 - Quiz

(Verzenden) je e-mail maar zo snel mogelijk.

Slide 10 - Open question

Het gerucht (...)tt zich, dat hij in zijn nieuwe beroep slecht (...)tt.
A
verspreid - functioneert
B
verspreit - functioneert
C
verspreidt - functioneerd
D
verspreidt - functioneert

Slide 11 - Quiz

Het is wel vaker (gebeuren) dat hij zijn map vergat.

Slide 12 - Open question

Als je niet (...)tt, (...)tt de discussie heel snel.
A
oppast - ontbrandt
B
oppast - ontbrand
C
oppasd - ontbrand
D
oppast - ontbrant

Slide 13 - Quiz