Scheidbare werkwoorden | maak de juiste zin (TC - A2 | thema 3)

Scheidbare werkwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Scheidbare werkwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Scheidbare werkwoorden
  1. Eén werkwoord? Je schrijft eerst het werkwoord daarna het "andere woordje"
Voorbeeld: Ik maak de kamer schoon

   2. Twee werkwoorden? Je schijft het hele werkwoord op de laatste plaats. 
Voorbeeld: Ik ga de kamer schoonmaken.

    3. Voltooide tijd? Je schijft eerst het hulpwerkwoord (hebben/zijn)het "andere woordje" dan               ge- en daarna het werkwoord. (Denk ook aan soft-ketchup)
Voorbeeld: Ik heb de kamer schoongemaakt.

Slide 5 - Slide

Wat doe je na het eten?
(borden - afwassen)

Slide 6 - Open question

Wat doet een docent na het werk?
(toets - nakijken)

Slide 7 - Open question

Wat doen mensen in hun vakantie?
(uitrusten)

Slide 8 - Open question

Wat doe je als een Nederlands woord niet kent? (opzoeken)

Slide 9 - Open question

Wat doe je als de telefoon gaat?
(opnemen)

Slide 10 - Open question

Wat doe je met een schilderij?
(ophangen)

Slide 11 - Open question

Wat doe je als je naar buiten gaat?
(??? - aantrekken)

Slide 12 - Open question

Kun je nu zelf zinnen met een scheidbaar werkwoord bedenken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll