week 46

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

¡Hola!

¿Qué vamos a hacer?

• noticias 
• practicar todo

Semana 46

Sleep de Spaanse vertaling naar het bijpassende Nederlandse persoonlijke vnw.

ik

jij

hij

zij

u

wij

jullie

zij (mv)

u (mv)

tú

vosotros

él

ustedes

yo

ellos

nosotros

ella

usted

Koppel de juiste personen aan de juiste persoonlijke voornaamwoorden. 

YO

TÚ

ÉL, ELLA, USTED

NOSOTROS, NOSOTRAS

VOSOTROS, VOSOTRAS

ELLOS, ELLAS, USTEDES

Yo

tú

María y Pepe

Los alumnos

el alumno

Yo y Maite

El estuche

tú y Merche

Belén

María y yo

Mis padres

Isabel y tú

Juan

señor González

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort bij "mi casa"

1. yo
2. tú
3. él/ella
4. nosotros

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort bij "Martina"

1. yo
2. tú
3. él/ella
4. nosotros

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort bij "ik"

1. yo
2. tú
3. él/ella
4. nosotros

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort bij "jij"

1. yo
2. tú
3. él/ella
4. nosotros

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort bij "tú y Rosalía"

1. yo
2. tú
3. nosotros
4. vosotros

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort bij "yo y Rosalía"

1. yo
2. tú
3. nosotros
4. vosotros

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort bij "Rosalía"

1. él/ella
2. nosotros
3. vosotros
4. ellos/ellas

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort bij "Rosalía y Alejandro"

1. él/ella
2. nosotros
3. vosotros
4. ellos/ellas

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort bij "Mi papá y mi mamá"

1. él/ella
2. nosotros
3. vosotros
4. ellos/ellas

Ser, tener & llamarse 

llamarse

Heten. Dit werkwoord is wederkerend. Daarom komt er voor het werkwoord: me,te,se,nos, os of se.

ser

Zijn. 

Ser de= komen uit Bv. Soy de España. 

tener

Hebben.

Je gebruikt het ook om je leeftijd aan te geven. Bijv. Tengo doce años.

Leerdoel: het werkwoord SER

tener en llamarse

LA p. 23

Yo .................. (tener) 15 años

María ................. (ser) azafata.

Pablo y Kiko ................. (ser) amigos.

Yo y Clara ................. (tener) un gato.

¿Tú ................. (tener) un perro?

Vosotros ................. (ser)profesores.

Mi mamá ................. (llamarse) Alejandra.

Mis amigos ................. (llamarse) Juan y Pedro.

ser, yo

ser, tú

tener, tú

María ______ (tener) 8 años.

Juan y tú ______ (ser) amigos.

Mi madre ______ (llamarse) Maribel.

Nosotros ______ (tener) una familia grande.

Wat is de vrouwelijke vorm?
inglés

Wat is de vrouwelijke vorm?
suizo

Wat is de mannelijke vorm?
belga

Wat is de mannelijke vorm?
española

Wat is de vrouwelijke vorm?
neerlandés

Wat is de mannelijke vorm?
francesa

In welk land woon je als je dit bent?
ruso

In welk land woon je als je dit bent?
alemán

In welk land woon je als je dit bent?
portugués

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een medeklinker en je meervoud wilt maken ...

1. ... plak je er -es achter
2. ... plak je er direct een -s achter

Vertaal en zet in het meervoud:
de tafel de tafels

Vertaal en zet in het meervoud:
de etui de etuis

Vertaal en zet in het meervoud:
het bord de borden

Vertaal en zet in het meervoud:
de laptop de laptops

Vertaal en zet in het meervoud:
de map de mappen

Las fechas 

El ___(dag vd week)___, el ___(dag vd maand)___  de ___(maand)___

El lunes, el veintinueve de octubre.

El sábado el cuatro de mayo

Schrijf in het Spaans:
Donderdag, 14 januari.

Schrijf in het Spaans:
Vrijdag, 7 november.

¿Cómo te llamas?

¿Cuántos años tienes?

¿De dónde eres?

¿Dónde vives?

Stel 3 vragen
om iemand beter
te leren kennen.

Wat heb ik vandaag geleerd?