Voca A et B - Chapitre 2- 3 hv

Voca A et B - Chapitre 2- 3 hv
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Voca A et B - Chapitre 2- 3 hv

Slide 1 - Slide

Wat betekent 'faire la grasse matinée'?
A
jouer à la console
B
gamen
C
uitslapen
D
kletsen

Slide 2 - Quiz

Wat betekent 'faire les magasins'?
A
uitslapen
B
winkelen
C
sporten
D
faire du sport

Slide 3 - Quiz

Wat is 'lachen' in het Frans?
A
appeler
B
bellen
C
winkelen
D
rigoler

Slide 4 - Quiz

Wat betekent 'se retrouver'?
A
gamen
B
discuter
C
Elkaar treffen
D
jouer à la console

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'doorbrengen' ?
A
discuter
B
passer
C
se reposer
D
lire

Slide 6 - Quiz

Hoe zeg je 'ik sta op'?
A
je me lève
B
faire la grasse matinée
C
se retrouver
D
rigoler

Slide 7 - Quiz

Hoe zeg je 'zin hebben (om)'?
A
avoir envie
B
faire du sport
C
jouer à la console
D
faire les magasins

Slide 8 - Quiz

Hoe zeg je 'tijd hebben (om)'?
A
avoir le temps
B
se retrouver
C
avoir envie
D
avoir l'air

Slide 9 - Quiz

Hoe zeg je 'uit zien'?
A
avoir le temps
B
se reposer
C
avoir envie
D
avoir l'air

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je 'beginnen'?
A
commencer
B
passer
C
avoir le temps
D
avoir l'air

Slide 11 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'tot'?
A
mij
B
chez moi
C
nogal
D
jusqu'à

Slide 12 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'laat' in het Nederlands?
A
tard
B
l'entrée
C
chez moi
D
je pourrai

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'bij mij' in het Nederlands?
A
de les
B
chez moi
C
épisode
D
l'entrée

Slide 14 - Quiz

Wat is het Nederlandse woord voor 'entrée'?
A
ingang
B
aflevering

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'het geld' in het Frans?
A
prochain
B
l' argent

Slide 16 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'le temps libre'?
A
het leven
B
geld
C
de vrije tijd
D
het was

Slide 17 - Quiz

Hoe zeg je 'la fois' in het Nederlands?
A
volgende
B
duur
C
het begin
D
keer

Slide 18 - Quiz

Wat betekent 'le début' in het Nederlands?
A
het geld
B
het begin
C
de vrije tijd
D
het leven

Slide 19 - Quiz

Wat is het Nederlandse woord voor 'fatigué(e)'?
A
dood
B
vroeg
C
volgende
D
moe

Slide 20 - Quiz

Wat is 'hoog' in het Frans?
A
c'était
B
haut
C
jeu
D
magazine

Slide 21 - Quiz

Hoe zeg je 'volgens'?
A
selon
B
en plus
C
réfléchir
D
chaque

Slide 22 - Quiz

Wat is de franse woord voor 'soms'?
A
lire
B
selon
C
parfois
D
en plus

Slide 23 - Quiz

Wat is de franse woord 'helpen'?
A
aider
B
parfois
C
selon
D
comme

Slide 24 - Quiz

Wat is de franse woord 'lezen'?
A
haut
B
réfléchir
C
aider
D
lire

Slide 25 - Quiz