bijles vwo3 imparfait, adverbe, ww lire

Imparfait
Onvoltooid verleden tijd in het Frans
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Imparfait
Onvoltooid verleden tijd in het Frans

Slide 1 - Slide

-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 2 - Drag question

Dus je vormt de imparfait door
  1. De Nous-vorm in de tegenwoordige tijd te nemen en daar     -ons af te halen. 
  2. Plak de uitgangen van de imparfait erachter.

Voorbeeld: Nous parlons
-ons = parl...

Slide 3 - Slide

Je
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
parlais
parlais
parlait
parlions
parliez
parlaient

Slide 4 - Slide

Uitzondering
De imparfait van être vorm je door ét- te nemen en daarachter de uitgangen van de imparfait te plakken.



Slide 5 - Slide

J'
Tu
Il/ Elle/ On
Nous
Vous
Ils/Elles
étais
étais
était
étions
étiez
étaient

Slide 6 - Slide

Vorm de imparfait van het werkwoord 'chercher'

Slide 7 - Open question

conjuguer le verbe "Lire"

Slide 8 - Slide

Lire - Présent
(ik lees)

Je lis
Tu lis
Il/Elle/On lit

Nous lisons
Vous lisez
Ils/Elles lisent

lu - Passé Composé
(ik heb gelezen)

J' ai lu
Tu as lu
Il/Elle/On a lu

Nous avons lu
Vous avez lu
Ils/Elles ont lu

Slide 9 - Slide

Lire - Imparfait
(ik las)

Je lisais
Tu lisais
Il/Elle/On lisait

Nous lisions
Vous lisiez
Ils/Elles lisaient
Lire - Futur Simple
(ik zal lezen)

Je lirai
Tu liras
Il/Elle/On lira

Nous lirons
Vous lirez
Ils/Elles liront

Slide 10 - Slide

Les jeunes (lire, présent) surtout des magazines.
A
lisent
B
lirent

Slide 11 - Quiz

Ils (lire, futur) des livres anglais l'année prochaine.
A
lisont
B
auront lu
C
liront

Slide 12 - Quiz

Conjugue: lire, imparfait, nous
A
nous lisons
B
nous lirions
C
nous lisiez
D
nous lisions

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste vorm ??
Il (lire) ..... le le livre (présent)
A
lis
B
lit
C
lisent
D
lite

Slide 14 - Quiz

Nous (lire, passé composé) les articles dans le journal.
A
ont lu
B
avons lu
C
lisons
D
lisaient

Slide 15 - Quiz

Ils (relire)
Futur Simple

Slide 16 - Open question

Hij leest na.
Ik lees
Zij lezen
Wij hebben gelezen.
U zal nalezen
Je lis
Vous relirez
Il relit
Ils lisent
Nous avons lu

Slide 17 - Drag question

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin

Tu as bien travaillé

Tu as travaillé très bien

C’est une très belle maison

Heureusement, il a eu du succès.


NB Een bijwoord heeft maar één vorm !!!!!! Er is dus geen verschil tussen enkelv/meerv mann/vrwl

Slide 18 - Slide

Vorming van het bijwoord

Een bijv.nw. eindigend op een klinker:  -ment erachter

  • voorbeeld: vrai >>>> vraiment


"Il parle vraiment deux langues!"










Slide 19 - Slide

Vorming van het bijwoord

Een bijvoeglijk naamwoord eindigend op een medeklinker:  Zet het bijvoeglijk naamwoord in het vrouwelijk en dan -ment erachter

  • voorbeeld: heureux --> heureuse --> heureusement


"Heureusement, c'est le week-end!"


Slide 20 - Slide

Bijzondere gevallen

bon >>>>>>> bien

meilleur >>>> mieux

mauvais >>>> mal

long >>>>>>> longtemps

rapide >>>>> vite/rapidement

gentil >>>>>> gentiment

Slide 21 - Slide

Wat is het juiste antwoord?
J'ai _______(vrai) besoin de l'argent
A
vraie
B
vraiement
C
vrai
D
vraiment

Slide 22 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
Pouvez-vous parler plus ______(lent) s.v.p.?
A
lent
B
lentment
C
lente
D
lentement

Slide 23 - Quiz