Herhaling zuren en basen

Herhaling zuren en basen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with text slides.

Items in this lesson

Herhaling zuren en basen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Vandaag doen we de herhaling van H7
pH, indicatoren, zuren en basen in water, tabel 49, notatie en zuurbase reacties 
donderdag pH berekeningen 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Dit is de pH schaal, pH = zuurtegraad
Zuren                                                           Basen


Hoe lager de waarde hoe zuurder de oplossing is. (vaak dan ook meer bijtend, slecht voor bv je tanden etc.)
Hoe hoger de waarde hoe basischer de oplossing. (dan ook meer bijtend, veel schoonmaakmiddelen zijn basich)

Slide 4 - Slide

Hoe weet je of iets zuur/basisch is?

Slide 5 - Slide

Hoe weet je of iets zuur/basisch is?
Gebruik maken van een pH-indicator

Kan papier zijn (lakmoes papier)

Slide 6 - Slide

indicatoren
Kleuren staan in tabel 52A

Omslagtraject is dan een mengsel tussen de twee kleuren 

Slide 7 - Slide

Zuren
Zuren zijn deeltjes die één of meer waterstofatomen hebben

Een zuur kan in een oplossing een H+ afstaan (H+ donor)
H+ = proton genoemd
enig idee waarom?


Slide 8 - Slide

Zuren
Een zuur kan in een oplossing een H+ afstaan aan water

Algemeen 
HZ + H2O --> H3O+ + Z-
Z staat voor algemeen willekeurig zuur
= ionisatievergelijking

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Basen
Base neemt een proton op

H+ moet ergens vandaan komen --> van water (uit de oplossing) of van een zuur (als deze aanwezig is) 



Slide 14 - Slide

Basische oplossing 
Base neemt H+ op van water
(basen hebben vaak een - lading)

Bv
O2- + H2O --> OH- + OH-
 

Slide 15 - Slide

Basische oplossing 
Base neemt H+ op van water
(basen hebben vaak een - lading)
Bv
O2- + H2O --> 2OH-
 OH- is een kenmerkend ion die de oplossing basisch maakt. Hoe meer OH-, hoe hoger de pH

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Notatie
In het boek slecht uitgelegd. 

Heb je nodig als je straks zuur-base reacties gaat maken

Slide 18 - Slide

Notatie
''Van welke deeltjes heb je het meeste in je oplossing'' 

Verschilt tussen zwak en sterke zuren

Slide 19 - Slide

Notatie
Sterk zuur


--> betekent 100% geïoniseerd
''van welke deeltje(s) heb je het meeste in je oplossing''?
H3O+ en Cl-

Slide 20 - Slide

Notatie zwak zuur
.

Evenwichtpijl; een bepaalde % wordt omgezet. 
''van welke deeltje(s) heb je het meeste in je oplossing?''

Slide 21 - Slide

Notatie zwak zuur
.

Evenwichtpijl; een bepaalde % wordt omgezet. 
''van welke deeltje(s) heb je het meeste in je oplossing?''
Notatie: VOOR de pijl
HSO4- en H2O

Slide 22 - Slide

Notatie zwak zuur
.

Evenwichtpijl; een bepaalde % wordt omgezet. 
''van welke deeltje(s) heb je het meeste in je oplossing?''
Notatie: VOOR de pijl
HSO4- (aq)
Het is in de oplossing dus H2O hoeft niet bij de notatie + (aq)

Slide 23 - Slide

Geef de ionisatie vergelijking + notatie van de volgende zuren/basen
1. CN-
2. CH3COOH
3. HF
4. NH2-

Slide 24 - Slide

leg van alle zouten uit of de pH boven of onder de 7 komt als je ze oplost in water, klaar? Pak een opdrachten blad
1. kaliumsulfaat
2. magnesiumfluoride
3. natriumchloride
4. natriumsulfide

Slide 25 - Slide

Zuur base reacties
Als zowel een zuur als een base aanwezig is in de oplossing

Overdracht van protonen (H+)
zuur doneert H+ aan base

Slide 26 - Slide

Notatie
Je hebt die notatie nodig om de reactie op te stellen 
let op bij de notatie van de sterke zuren en basen doen we bij zuur-base een kleine ''aanpassing''

Slide 27 - Slide

Vb
Azijnzuur (CH3COOH) reageert met natronloog (Na+ en OH-
1. Zoek de zuren en basen en check of ze sterk/zwak zijn

2. Geef de notatie van de zuren en basen

3. Geef de reactie

Slide 28 - Slide

Vb
Azijnzuur (CH3COOH) reageert met natronloog (Na+ en OH-
1. Zoek de zuren en basen en check of ze sterk/zwak zijn
CH3COOH en OH-
2. Geef de notatie van de zuren en basen
*kies dan ook de deeltjes die als zuur/base reageren
3. Geef de reactie

Slide 29 - Slide

Vb
Azijnzuur (CH3COOH) reageert met natronloog (Na+ en OH-
1. Zoek de zuren en basen en check of ze sterk/zwak zijn
CH3COOH en OH-
2. Geef de notatie van de zuren en basen
CH3COOH en OH-
3. Geef de reactie

Slide 30 - Slide

Vb
Azijnzuur (CH3COOH) reageert met natronloog (Na+ en OH-
1. Zoek de zuren en basen en check of ze sterk/zwak zijn
CH3COOH en OH-
3. Geef de reactie
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O

Slide 31 - Slide

check altijd of de deeltjes in tabel 49 staan en of ze niet tering zwak zijn (dan doet het dus niks)

Slide 32 - Slide

ezelbruggetje bij zuurbase reacties
zwak = voor de pijl
sterk zuur = H3O+ 
sterke base = OH-

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Pijlen 
Beide sterk = aflopende pijl
één sterk = aflopende pijl
beide zwak = evenwichtspijl

Slide 35 - Slide

Zelfstandig aan het opdrachten blad werken. 

Slide 36 - Slide