Beeldspraak: Van vergelijking tot synesthesie

Beeldspraak: Van vergelijking tot synesthesie
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beeldspraak: Van vergelijking tot synesthesie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les weet je wat beeldspraak is en herken je verschillende soorten beeldspraak: vergelijking met als, metafoor, metonymia, personificatie en synesthesie.

Slide 2 - Slide

Introduceer het leerdoel van de les.
Wat weet je al over beeldspraak?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat is beeldspraak?
Beeldspraak is het gebruik van taal waarmee je op een creatieve manier een betekenis overbrengt. Het gaat om figuurlijk taalgebruik in plaats van letterlijk.

Slide 4 - Slide

Definieer beeldspraak en geef een voorbeeld.
Vergelijking met als
Een vergelijking met als vergelijkt twee dingen met elkaar door het woord 'als'. Bijvoorbeeld: 'Hij is zo sterk als een leeuw.'

Slide 5 - Slide

Geef een voorbeeld van een vergelijking met als en laat leerlingen zelf een vergelijking bedenken.
Metafoor
Een metafoor is een figuurlijke manier van spreken waarbij je een woord in een andere betekenis gebruikt dan normaal. Bijvoorbeeld: 'Zijn hart is van steen.'

Slide 6 - Slide

Geef een voorbeeld van een metafoor en laat leerlingen zelf een metafoor bedenken.
Metonymia
Een metonymia is een vorm van beeldspraak waarbij je een woord gebruikt dat in verband staat met het eigenlijke woord. Bijvoorbeeld: 'De kroon heeft besloten...' in plaats van 'De koning heeft besloten...'

Slide 7 - Slide

Geef een voorbeeld van een metonymia en laat leerlingen zelf een metonymia bedenken.
Personificatie
Personificatie is een vorm van beeldspraak waarbij je levenloze dingen of abstracte begrippen een eigenschap van mensen geeft. Bijvoorbeeld: 'De wind huilt.'

Slide 8 - Slide

Geef een voorbeeld van een personificatie en laat leerlingen zelf een personificatie bedenken.
Synesthesie
Synesthesie is een vorm van beeldspraak waarbij je de zintuigen door elkaar haalt. Bijvoorbeeld: 'De schreeuw was oorverdovend.'

Slide 9 - Slide

Geef een voorbeeld van synesthesie en laat leerlingen zelf een synesthesie bedenken.
Oefenen: Vergelijking met als
Maak een vergelijking met als bij het onderwerp 'school'.

Slide 10 - Slide

Laat leerlingen in tweetallen een vergelijking met als bedenken en bespreek deze klassikaal.
Oefenen: Metafoor
Maak een metafoor bij het onderwerp 'liefde'.

Slide 11 - Slide

Laat leerlingen in tweetallen een metafoor bedenken en bespreek deze klassikaal.
Oefenen: Metonymia
Maak een metonymia bij het onderwerp 'politiek'.

Slide 12 - Slide

Laat leerlingen in tweetallen een metonymia bedenken en bespreek deze klassikaal.
Oefenen: Personificatie
Maak een personificatie bij het onderwerp 'de zon'.

Slide 13 - Slide

Laat leerlingen in tweetallen een personificatie bedenken en bespreek deze klassikaal.
Oefenen: Synesthesie
Maak een synesthesie bij het onderwerp 'muziek'.

Slide 14 - Slide

Laat leerlingen in tweetallen een synesthesie bedenken en bespreek deze klassikaal.
Toepassen
Schrijf een korte tekst over een onderwerp naar keuze waarin je minimaal drie verschillende vormen van beeldspraak gebruikt.

Slide 15 - Slide

Laat leerlingen individueel een korte tekst schrijven en bespreek deze in tweetallen.
Wat heb je geleerd?
Wat is beeldspraak en welke vormen van beeldspraak heb je geleerd?

Slide 16 - Slide

Evalueer wat leerlingen hebben geleerd en bespreek eventuele vragen.
Voorbeeldzinnen
Ik ben zo moe als een hond. | Haar ogen waren poelen van verdriet. | De kroon heeft besloten... | De wind huilt. | De schreeuw was oorverdovend.

Slide 17 - Slide

Geef nogmaals voorbeelden van de verschillende vormen van beeldspraak.
Bronnen
- Taalhelden. (z.d.). Beeldspraak. Geraadpleegd op 25 juni 2021, van https://taalhelden.org/bericht/beeldspraak. - De Schrijversacademie. (z.d.). Beeldspraak: wat is het en hoe gebruik je het? Geraadpleegd op 25 juni 2021, van https://www.schrijversacademie.nl/beeldspraak-wat-is-het-en-hoe-gebruik-je-het/

Slide 18 - Slide

Vermeld de bronnen die zijn gebruikt voor deze les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 20 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 21 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.