Klas 3 les 51 schooljaar 2021/2022

Startopdracht: 
Vul in het kruiswoordraadsel  bij elk plaatje het juiste Duitse woord ZONDER lidwoord in :).

 


timer
4:00
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Startopdracht: 
Vul in het kruiswoordraadsel  bij elk plaatje het juiste Duitse woord ZONDER lidwoord in :).

 


timer
4:00

Slide 1 - Slide

Toepassen: 
Wat staat waar op de afbeelding? 

auf= 
oben = 
unter= 
neben = 
an= 

voorbeeld: 
Der Computer steht auf dem Schreibtisch. 

Slide 2 - Slide

Nakijken herhalingsopdracht 3
pers. vnw
spielen
reden
reisen
ich 
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 3 - Slide

Grammatik  vul de rijtjes in: 
pers. vnw
spielen
reden
reisen
ich 
spiel   e  
red   e
reis   e
du
spiel   st
red   est
reis   t    !!
er/sie/es
spiel   t
red   et
reis   t
wir
spiel   en
red   en
reis   en 
ihr
spiel   t
red   et
reis   t
sie/Sie
spiel   en
red   en
reis   en

Slide 4 - Slide

Wat doen we vandaag? 

Herhalingsopdrachten grammatica
Toepassen 
Leesvaardigheid
Nieuwe woorden 
Voltooid deelwoord
Brief 1 schrijven


Slide 5 - Slide

Neem je wisbordje, stift en doekje erbij :) 
timer
0:45

Slide 6 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord voor de zin in. 
(haben)  1.  ................. du einen Hund? 
(haben)  2.  Er ............. einen Katze. 
(sein)      3. Wir ............ in der dritten Klasse.  
(sein)      4. Ihr ............. erst 15 Jahre alt. 
(werden) 5. Ich ............ schon 18 Jahre alt. 
(werden) 6. .................. Sie morgen mitkommen?  


Slide 7 - Slide

Grammatik vul de uitgangen van de regelmatige werkwoorden in.  
pers. vnw
standaard 
stam d/t
stam op sis
ich 
e
e
e
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 8 - Slide

Grammatik vul de uitgangen van de regelmatige werkwoorden in.  
pers. vnw
standaard 
stam d/t
stam op sis
ich 
e
e
e
du
st
est
t
er/sie/es
t
et
t
wir
en
en
en
ihr
t
et
t
sie/Sie
en
en
en

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Vul de juiste vormen van de (standaard) regelmatige werkwoorden in. 
(machen)    1. Was ............. Sie heute Frau Schuffelen? 
(spielen)      2. Ich ............ gern Fußball. 
(wohnen)     3. Ihr ............. in Haarlem. 
(gehen)        4. Er ............ in einer Hauptschule. 
(brauchen)   5. Wir ............ neue Schuhe. 

Slide 11 - Slide

Vul de juiste vormen van de regelmatige werkwoorden met een stam op een d of een t in. 
(reden)        1. Worüber ............. Ihr
(arbeiten)     2. Wir ............ im Supermarkt. 
(reiten)         3. Ich ............. zwei Mal pro Woche. 
(antworten)  4. Du ............ sehr langsam. 
(reden)        5.  Er............über seine Schuhe. 

Slide 12 - Slide

Vul de juiste vormen van de regelmatige werkwoorden met een stam op een sis klak in. 
(reisen)       1. Wohin ............. er heute? 
(heißen)       2. Du ............ doch Anna? 
(küssen)       3. Ihr ............. sehr lang. 
(putzen)        4. Du ............ deinen Tisch. 
(wünschen)   5. Ich ............dir alles gute zum Geburtstag.  

Slide 13 - Slide

controleer jezelf: 
pers. vnw
haben
sein
werden
ich 
habe
bin
werde
du
hast
bist
wirst
er/sie/es
hat
ist
wird
wir
haben
sind
werden
ihr
habt
seid
werdet
sie/Sie
haben
sind
werden

Slide 14 - Slide

Vul de juiste vormen van haben in de zinnen in: 

1. Wo.............   Sie die Kleidung gekauft?
2. Lukas und Julia,.............gut zugehört?
3. Gestern ................. ich noch mit Rianne gesprochen

Slide 15 - Slide

Herhalingsopdracht 2:
pers. vnw
haben
sein
werden
ich 
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
timer
2:30

Slide 16 - Slide

Vul de juiste vormen van werden in de zinnen in: 

1. Johanna ....................dir helfen.
2. Wann.................du das für mich tun?
3. ............... Sie den Zug nicht schaffen?

Slide 17 - Slide

Vul de juiste vormen van sein in de zinnen in: 

1. Mit wem ............... ihr nach Hamburg gegangen?
2. Warum............ du nicht gekommen?
3. Ich............. von dem Essen krank geworden.


Slide 18 - Slide

Circusseizoen :) 

Slide 19 - Slide

Vul de juiste vormen in de zinnen in: 

1.  ................... Sie morgen 61 Jahr?
  2.    Er................... Hunger?
3. Ihr ............... in der Schule.

Slide 20 - Slide

Leestekst
„In unseren Adern fließt Artistenblut!“  

Lange tekst, veel vragen. 
Vertaal de titel, bekijk de plaatjes. 
Knip de tekst in stukjes. 
timer
7:00

Slide 21 - Slide

klappen
weitergegeben
wiege
wieg
lukken
doorgegeven

Slide 22 - Drag question

Einleitung
Wat blijkt er uit de inleiding over Concita Moreno?

A Ze heeft het circusvak van jongs af aan meegekregen.

B Ze kan weinig tijd in de opvoeding van haar kinderen steken.

C Ze ziet elke voorstelling inmiddels als een routineklus.

Slide 23 - Slide

taken 
huishouden
geregeld
geschafft
Haushalt
Ansagen

Slide 24 - Drag question

Absatz 1
Keine Ahnung, wie ich das geschafft habe.“ 
 Waarover verbaast Concita Moreno zich hier?
A Hoe ze het vak van artieste zo lang heeft kunnen volhouden.

B Hoe ze werk en moederschap heeft kunnen combineren.

C Hoe ze zo’n hoge functie in het bedrijf heeft kunnen bereiken.

Slide 25 - Slide

doen
nooit
later
nie
machen
später

Slide 26 - Drag question

Absatz 2
Wat wordt er in alinea 2 gezegd over Concita Moreno en haar kinderen?

A Ze heeft toestemming om haar kinderen zelf thuis les te geven.
B Ze laat haar kinderen vrij in hun keuzes voor de toekomst.
C Ze vindt het beter als haar kinderen later een ander vak leren.

Slide 27 - Slide

daarna
vergeten
weer
zeggen
sagen
danach
wieder
vergessen

Slide 28 - Drag question

Absatz 3 
Welke uitspraak over ruzies in het gezin Moreno is waar? (alinea 3)

A Ruzies hebben het gezin dichter bij elkaar gebracht.
B Ruzies horen erbij in het gezin, maar zijn van korte duur.
C Ruzies komen zelden voor, ondanks dat het gezin altijd samen is.

Slide 29 - Slide

Woordzoeker 
Zoek de woorden in de woordzoeker. 

De woorden komen uit de gelezen tekst en staan in het Duits in de woordzoeker verwerkt.  

Je mag zachtjes overleggen met de
leerling naast jou :). 
timer
5:00

Slide 30 - Slide

Wat weet jij nog van het
voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 31 - Mind map

Slide 32 - Video

Schriftjes erbij :) 

Slide 33 - Slide

Mini samenvatting
1. GE + STAM + T 

2. GE + STAM + ET 

3. STAM + T

Slide 34 - Slide

Schrijf de juiste voltooid deelwoord van de  'werkwoorden met stam op d/t' op.
GE + STAM + ET

1.  arbeiten
2. reden
3. antworten 



Slide 35 - Slide

Schrijf de juiste voltooid deelwoord van de 'standaard werkwoorden'  op.
GE + STAM + T

1.  machen
2. spielen
3. reisen 
4. lernen 


Slide 36 - Slide

Schrijf de juiste voltooid deelwoord van de  'werkwoorden met stam op ieren' op.
 STAM + T

1.  trainieren
2. reparieren
3. kondolieren
 



Slide 37 - Slide

Ciao!

Slide 38 - Slide