3A 3.5 Het immuunsysteem les 1

1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht
De hoeveelheid bloed die iemand in zijn lichaam heeft, is afhankelijk van zijn gewicht. Het lichaam van een volwassen man bestaat voor ongeveer 7% uit bloed.

Hoeveel liter water zit er ongeveer in het bloed van een man met een gewicht van 80 kg?
Schrijf de berekening op



Welkom
  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas doe je uit
  5. Pak je boek, schrift + pen
  6. Maak zelfstandig en in stilte startopdracht. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht
De hoeveelheid bloed die iemand in zijn lichaam heeft, is afhankelijk van zijn gewicht. Het lichaam van een volwassen man bestaat voor ongeveer 7% uit bloed.

Hoeveel liter water zit er ongeveer in het bloed van een man met een gewicht van 80 kg?




Antwoord
Bloed bestaat voor 55% uit bloedplasma. Bloedplasma bestaat voor 91% uit water.

80 × 0,07 = 5,6 liter bloed in zijn lichaam
0,55 × 0,91 × 5,6 = 2,8 liter water zit er in het bloed van deze man


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De bloedsomloop
3.1 Bloed
3.2 De bloedsomloop
3.3 Het hart
3.4 Uitscheiding
3.5 Het immuunsysteem les 1
3.6 Gezond leven
3.7 Weefselvloeistof en lymfe
3.8 Bloedgroepen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 3.5
  • Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  • Je kunt beschrijven op welke manier immuniteit kan ontstaan.
  • Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lichaamsvreemde stoffen
  • Stoffen die niet in het lichaam thuishoren. Voorbeeld?
  • Lichaam heeft barrières om ziekteverwekkers (bacteriën en virussen) buiten het lichaam te houden
  • 1. Huid
  • 2. Slijmvliezen (neus en keel, met trilhaartjes)
  • 3. Maagzuur

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Infectie
  • Toch besmet? --> infectie
  • De ziekteverwekker is dan ons lichaam binnengedrongen.
  • Afweersysteem / immuunsysteem wordt actief
  • Witte bloedcellen moeten de
     ziekteverwekkers opsporen 
     en dood maken (afbeelding)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Antigenen
  • Ziekteverwekker --> meestal een virus of een bacterie
  • Virussen zijn geen levende wezens. Ze bestaan uit DNA met een schil van eiwit.
  • Afweersysteem/ immuunsysteem herkent ziekteverwekkers aan de antigenen op de buitenkant van de cel.
  • Lichaamsvreemde antigenen activeren ons afweersysteem --> witte bloedcellen worden actief
Antigenen zijn voor elk type bacterie of virus anders.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe herkent je lichaam ziekteverwekkers?
Alle cellen hebben eiwitten op het celmembraan = antigenen

Je lichaam herkent welke antigenen van jou zijn (lichaamseigen) en welke antigenen dus niet (lichaamsvreemd). 

Slide 10 - Slide

Je kunt uitleggen hoe je lichaam de ziekteverwekkers kan herkennen.
Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? 
Twee soorten witte bloedcellen:
Type 1 neemt bacteriën op en verteert ze (ook wel vreetcellen genoemd)

Type 2 - maakt antistoffen die aan de antigenen van de ziekteverwekker blijven plakken zodat hij onschadelijk wordt.

Slide 11 - Slide

Je kunt uitleggen welke 2 typen witte bloedcellen er zijn en op welke manier zij ziekteverwekkers bestrijden.
Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? 
  1. Er komen ziekteverwekkers in je lichaam.
  2. De witte bloedcel maakt een antistof (blauw) die precies past bij de antigenen (rood) van de ziekteverwekker.
  3. Deze witte bloedcellen gaan zich snel delen zodat ze samen heel veel antistoffen maken.
  4. De antistof koppelt aan de antigenen van de ziekteverwekker en schakelt hem uit.
  5. het andere type witte bloedcel eet de uitgeschakelde ziekteverwekker op.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Opdracht: Maak een stripverhaal
Opdracht
Werk in tweetallen
Kies een ziekteverwekker uit (bacterie / virus) die echt een ziekte veroorzaakt
Tekening 1: Laat zien hoe deze je lichaam binnendringt
Tekening 2: Leg uit hoe je er ziek van wordt (bijv. gifstoffen of cellen kapot maken)
Tekening 3: Leg uit wat de ziekteverschijnselen/symptomen zijn bij deze ziekte
Tekening 4: Laat zien hoe je lichaam reageert → witte bloedcellen met antistoffen
Tekening 5: Laat zien hoe je lichaam reageert → witte bloedcellen die de ziekteverwekker opeten. 
Tekening 6: Laat zien hoe blij de persoon is dat hij/zij weer beter is (of niet)








Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig stil werken (Zs)

Dit is wat ik van jullie verwacht:
  • Eerst 5 minuten in stilte werken. Je blijft op je plaats. 
  • Niet overleggen of vragen, als je er niet uitkomt dan sla je de opdracht even over.
  • Na 5 minuten mag je zachtjes (fluisteren) overleggen met je directe buurman of buurvrouw. (Zf)
  • Steek je vinger op als ik naar je toe moet komen. (Zf)
timer
5:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Lezen 3.4
Maken opdracht 1 en 2




Slide 15 - Slide

This item has no instructions