3tl De Brug KLASS (1) Formuleren: Samengestelde zinnen en trappen van vergelijking.

De Brug: 

Formuleren / samengestelde zinnen en trappen van vergelijkingen 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De Brug: 

Formuleren / samengestelde zinnen en trappen van vergelijkingen 

Slide 1 - Slide

Samengestelde zinnen
Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.
 Samengestelde zinnen zijn enkelvoudige zinnen die samengevoegd zijn m.b.v. een voegwoord.

Hij is gevallen en hij moet naar het ziekenhuis.



Slide 2 - Slide

Is de woordvolgorde juist of onjuist?

Morgen kom ik wat later op school, want moet ik eerst naar de tandarts.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Bij welke zin klopt de woordvolgorde met de juiste leestekens?
A
Toen ons elftal won, wij begonnen allemaal te juichen.
B
Meneer Jansen trakteert vandaag want, is hij jarig.
C
Nadat ik me gedoucht heb, ga ik ontbijten.
D
Lynn speelt gitaar, terwijl Lisa speelt de bas.

Slide 4 - Quiz

Is de woordvolgorde juist of onjuist?

Daans ouders gaan dit jaar niet op vakantie, omdat ze hun huis gaan verbouwen.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Is de woordvolgorde juist of onjuist?

Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen, winnen wij de lotto.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

DOEL

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking
trappen van vergelijking en 
als en dan

Slide 7 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 8 - Slide

trappen van vergelijking

Slide 9 - Slide

Uitzondering
Bij enkele woorden zijn
de trappen van vergelijking iets anders.



Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Als/dan
Gebruik dan:
- bij een vergrotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan

Gebruik als:
- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
- bij niet zo: niet zo groot als

Slide 13 - Slide

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

DE FOUTJES
  • Lisa is jonger als mij.
Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  • Lisa is jonger dan ik (ben).

Slide 15 - Slide

Vandaag ben ik even slim
als/dan hem/ hij.
A
als hem
B
als hij
C
dan hem
D
dan hij

Slide 16 - Quiz

NU ZELFSTANDIG

Slide 17 - Slide