Week 10/11: Nouns

Nouns: singular and plural
Zelfstandige naamwoorden: enkelvoud en meervoud
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nouns: singular and plural
Zelfstandige naamwoorden: enkelvoud en meervoud

Slide 1 - Slide

Meervoud maken
Het meer­voud van een zelf­standig naam­woord maak je door -s achter het woord te zetten, maar er zijn uitzon­derin­gen.

car – cars
book – books
table – tables


Slide 2 - Slide

sis- klank
Woorden die eindigen op een sisklank (-s/-z/-x/-ch/-sh) krijgen -es in plaats van -s 

coach – coaches
bus – buses

spreek de -es uit als ‘iz’



Slide 3 - Slide

Uitzondering -o
Woorden die eindigen op -o krijgen soms -es, maar soms ook gewoon een -s.

hero – heroes
potato – potatoes

Slide 4 - Slide

uitzondering -f(e)
Sommige woorden die eindigen op -f(e) krijgen -ves in het meervoud. Dit zijn bijvoorbeeld de woorden calf, half, life, wife en wolf.
thief – thieves
wolf – wolves
belief - beliefs
chef - chefs

Slide 5 - Slide

Uitzondering -y
Als een woord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert -y in -ies. Dit gebeurt niet als -y voorafgegaan wordt door een klinker (a/e/i/o/u).

lady – ladies
baby – babies
boy – boys
 

Slide 6 - Slide

Onregelmatige meervouden
Er zijn ook woorden die in het meervoud een andere vorm krijgen.

Child - children
mouse - mice
woman/ man - women/ men
tooth/ foot - teeth/ feet

Slide 7 - Slide

Altijd meervoud
Woorden voor brillen, broeken en scharen staan altijd in het meervoud. Ze horen voorafgegaan te worden door pair(s) of. In het enkelvoud gebruik je a pair of in plaats van het lidwoord a.

(a pair of) pants – pairs of pants
(a pair of) scissors – pairs of scissors
his glasses - four pairs of glasses

Slide 8 - Slide

groepen
Als een woord voor een groep mensen het onderwerp van een zin is, staat de persoonsvorm erna altijd in het meervoud. Denk bijvoorbeeld aan army, police, committee, majority, staff, government.

The po­lice are in­vest­ig­at­ing the case.
De polit­ie on­derzoekt de zaak.

Slide 9 - Slide

veranderen niet
Som­mige woorden hebben in het en­kel­voud en meer­voud dezelf­de vorm.

The shep­herd coun­ted his sheep.
De her­der telde zijn schapen.

Slide 10 - Slide

Nederland enkelvoud, Engels meervoud
De woorden barracks (kazerne), contents (inhoud), customs (douane), premises (pand), proceeds (opbrengst), stairs (trap), surroundings (omgeving) en wages (loon) zijn in het Engels altijd meervoud.

Stairs - Walk up the stairs to the office.

Slide 11 - Slide

Engels enkelvoud, Nederlands meervoud
Som­mige woorden zijn in het En­gels en­kel­voud, maar in het Neder­lands juist meer­voud.

The cost of trans­port is con­sid­er­able.
De trans­portkos­ten zijn aan­zi­en­lijk.

Slide 12 - Slide

Wat is het meervoud van: baby

Slide 13 - Open question

Wat is het meervoud van: treat

Slide 14 - Open question

Wat is het meervoud van: knife

Slide 15 - Open question

Wat is het meervoud van: crash

Slide 16 - Open question

Wat is het meervoud van: woman

Slide 17 - Open question

Wat is het meervoud van: table

Slide 18 - Open question

Het meervoud van pony is pony's
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Het meervoud van half is halfs
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Can you put the (tomato) on these (slice) of bread.

Slide 21 - Open question

If you are camping near a swamp, you are bound to be bothered by (mosquito).

Slide 22 - Open question