b1b 5-6-25

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui on va...

Réviser les phrases de app. 7 et 9

Apprendre les verbes aimer, adorer, détester et préférer

Écrire des phrases

Lesdoel: praten en schrijven over wat voor eten en drinken je wel of niet lekker vindt.

Est-ce que j'ai ...

Mon ordinateur?

Mon livre B?

Un cahier?

Un stylo?

Leg uit waar de fout zit:
Je mange une tartine le confiture.

Ça fait combine?

Je voudrais salade, s'il vous plait.

Est-ce que tu prends? Un gâteau?

Qu'est-ce que tu manger pendant la journée?

À le petit-déjeuner, je bois un verre de jus d'orange.

Voorkennis: delend lidwoord

Wat zijn de delende lidwoorden?

Wanneer gebruik je ze?

Maak een voorbeeldzin

Je déteste   Je n'aime pas               J'aime (bien)   J'adore   

Ik haat        Ik hou niet van       Ik hou van   Ik ben dol op

Je préfère ... à ....  = Ik heb liever ... dan ...

Gebruik het bepaald lidwoord

Ik ben dol op sinaasappelsap -> J'adore le jus d'orange

Ik hou niet van friet -> Je n'aime pas les frites

Ik heb een hekel aan salade -> Je déteste la salade

Ik hou van sinas -> J'aime l'Orangina

Welk lidwoord?

Praat je over iets in het algemeen? -> le/la/l'/les

Ik hou van friet -> J'aime les frites

Is chocola gezond? -> Le chocolat est bon pour la santé?

Praat je over een aantal of een beetje ervan? -> du/de la/de l'/des

Ik eet brood -> Je mange du pain

Ik geef mijn oma snoepjes -> Je donne des bonbons à ma grand-mère

Vraag aan jullie: is dit te veel tekst op een slide?

Je déteste   Je n'aime pas               J'aime (bien)   J'adore   

Ik haat        Ik hou niet van       Ik hou van   Ik ben dol op

Je préfère ... à ....  = Ik heb liever ... dan ...

Au travail

Maak ex.  26, 27, 28   pagina 68-70

Die moeten af!

Dat moet kunnen in de les, maar anders is het huiswerk.

Klaar? Laat aan mij zien, daarna verder werken ex. 27, 28