Tussenstop 5

Tussenstop 5
pg.321
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 41 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Tussenstop 5
pg.321

Slide 1 - Slide

Voorbereiding debat
1.Zoek betrouwbare bronnen over jullie debatonderwerp

2. Noteer feiten en inzichten die je kunt gebruiken

3.  Formuleer goed onderbouwd argumenten (VOOR EN TEGEN)


Slide 2 - Slide

Voorbereiding debat
Stelling
Standpunt
Argument voor - Argument tegen
Weerlegging

Slide 3 - Slide

Voorbereiding debat
  Stelling: 
"Een gezondheidstaks is een goede zaak voor België!".

Slide 4 - Slide

 Informatie beoordelen en ordenen

pg.255

Slide 5 - Slide

Zoek op: informatietijdperk

Slide 6 - Mind map

Betrouwbare informatie
Als laatste activiteit op ons lesprogramma staat het debat. Om op een gefundeerde wijze te debatteren over een onderwerp is het belangrijk om relevante en betrouwbare informatie te verzamelen. 

Slide 7 - Slide

Het onderwerp verkennen

Slide 8 - Slide

pg.321

Slide 9 - Slide

Informatie beoordelen en selecteren

Slide 10 - Slide

Hoe beoordeel je gevonden informatie?
Dagelijks kom je in contact met verschillende soorten informatie. Bij sommige is er een duidelijke kwaliteitscontrole gebeurd (het nieuws, op de radio en televisie, schoolboeken, artikelen in wetenschappelijke tijdschriften). Bij andere wordt een mening van een persoon als feit voorgesteld (posts op sociale media of reclameberichten die vermomd zijn als nieuwsitem). Bij alle bronnen die je gebruikt is het belangrijk na te gaan of ze correct, betrouwbaar en bruikbaar zijn. 

Slide 11 - Slide

Hoe beoordeel je gevonden informatie? -> CRAAP
De CRAAP-test: 5 criteria

1. Currency (Actualiteit)
o Is de informatie up-to-date voor jouw onderwerp?
o Wordt de bron regelmatig bijgewerkt?



Slide 12 - Slide

Hoe beoordeel je gevonden informatie? -> CRAAP
De CRAAP-test: 5 criteria

2. Relevance (Relevantie)
o Is de informatie relevant voor jouw onderzoek of vraag?






Slide 13 - Slide

Hoe beoordeel je gevonden informatie? -> CRAAP
De CRAAP-test: 5 criteria

3. Authority (Autoriteit)
o Wie is de auteur, uitgever, organisatie ?
o Heeft de auteur expertise of een goede reputatie op dit gebied?








Slide 14 - Slide

Hoe beoordeel je gevonden informatie? -> CRAAP
De CRAAP-test: 5 criteria

4. Accuracy (Nauwkeurigheid)
o Is de informatie correct (geen duidelijke fouten?) 
o Worden er bronnen of bewijzen gegeven?










Slide 15 - Slide

Hoe beoordeel je gevonden informatie? -> CRAAP
De CRAAP-test: 5 criteria

4. Accuracy (Nauwkeurigheid)
o Is de informatie correct (geen duidelijke fouten?) 
o Worden er bronnen of bewijzen gegeven?










Slide 16 - Slide

Hoe beoordeel je gevonden informatie? -> CRAAP
De CRAAP-test: 5 criteria

5. Purpose (Doel)
o Is het bedoeld om te informeren, te overtuigen, te verkopen of te entertainen?
o Is de inhoud objectief of bevat het een verborgen agenda?










Slide 17 - Slide

Hoe beoordeel je gevonden informatie?
Dagelijks kom je in contact met verschillende soorten informatie. Bij sommige is er een duidelijke kwaliteitscontrole gebeurd (het nieuws, op de radio en televisie, schoolboeken, artikelen in wetenschappelijke tijdschriften). Bij andere wordt een mening van een persoon als feit voorgesteld (posts op sociale media of reclameberichten die vermomd zijn als nieuwsitem). Bij alle bronnen die je gebruikt is het belangrijk na te gaan of ze correct, betrouwbaar en bruikbaar zijn. 
Hand-out op smartschool

Slide 18 - Slide

Beoordeel één bron op Smartschool (weblinks) met de hand-out

Doel: Welke bronnen kan je gebruiken voor de debatstelling "Een gezondheidstaks is een goede zaak voor België!"
timer
7:00

Slide 19 - Slide

  • betrouwbaar? 
  • bruikbaar?

Slide 20 - Slide

  • betrouwbaar? 
  • bruikbaar?

Slide 21 - Slide

  • betrouwbaar? 
  • bruikbaar?

Slide 22 - Slide

  • betrouwbaar? 
  • bruikbaar?

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Correct verwijzen naar bronnen

Slide 25 - Slide

APA bronverwijzing
Wanneer je iets uit een bron haalt, moet je hiernaar verwijzen in je tekst en in een bronnenlijst achteraan je tekst. Dit doe je wanneer je een letterlijk citaat uit een werk haalt, en ook wanneer je iets in je eigen woorden parafraseert of vertaalt. Dit doe je om plagiaat te vermijden, om zelf bronnen terug te vinden en om anderen op het juiste spoor te zetten. Er zijn verschillende manieren om je bron weer te geven. Sommige bedrijven of scholen hebben een eigen systeem, maar er zijn ook internationale afspraken, zoals de APA-methode.

Slide 26 - Slide

APA bronverwijzing
Boeken



Online bronnen

Slide 27 - Slide

Debat opdracht 
Donderdag = debatdag

  • Je krijgt per zes een stelling: drie zijn voor, drie zijn tegen
  • Ga op zoek naar betrouwbare en bruikbare bronnen. 

Slide 28 - Slide

Debat opdracht
Onderzoek en argumentatie:  Verzamel sterke argumenten en bewijzen ter ondersteuning je standpunt.​ Zoek ook tegenargumenten. Werk individueel. Leg je argumenten samen  vlak voor het debat (bespreking van 10 minuten)

Debatstructuur:
Opening: Elk team krijgt een vaste tijd (6 minuten). Teams kunnen op elkaar  reageren, onder begeleiding van de leraar om de orde te bewaren.​
Slotverklaring: Elk team vat hun standpunt samen en benadrukt de belangrijkste punten.​

Reflectie en evaluatie:
Feedback geven

Slide 29 - Slide

Stellingen
1. Roken en vapen moet strafbaar worden voor iedereen geboren na 2010
2. Leerlingen die voldoende sporten in hun vrije tijd moeten vrijstelling krijgen voor gymles op school
3. Schoolreizen met het vliegtuig moeten geheel verdwijnen
4. Alle gokspellen moeten verboden worden
5. De bevolking kan beter onwetend worden gehouden bij een onafwendbare apocalyptische asteroïde-inslag
6. Elke burger moet verplicht worden opgenomen in een DNA-databank van de overheid
7. Oude kinderboeken met ongevoelige, seksistische of racistische inhoud moeten bij heruitgave gemoderniseerd worden
8. In een oorlogssituatie moeten mannen en vrouwen volkomen gelijk behandeld worden in militaire dienstplicht

Slide 30 - Slide

Stellingen
1. Roken en vapen moet strafbaar worden voor iedereen geboren na 2010

7. Oude kinderboeken met ongevoelige, seksistische of racistische inhoud moeten bij heruitgave gemoderniseerd worden

8. In een oorlogssituatie moeten mannen en vrouwen volkomen gelijk behandeld worden in militaire dienstplicht

Slide 31 - Slide

Stellingen
Zoek  argumenten VOOR EN TEGEN:  Verzamel sterke argumenten en bewijzen ter ondersteuning je standpunt.​  Werk individueel. 

Debatstructuur:
Opening: Elk team krijgt een vaste tijd. Teams kunnen op elkaar  reageren, onder begeleiding van de leraar om de orde te bewaren.​
Slotverklaring: Elk team vat hun standpunt samen en benadrukt de belangrijkste punten.​

Reflectie en evaluatie:
Elkaar feedback geven

Slide 32 - Slide

woordenschat
Trajectwijzer pg.23

Slide 33 - Slide

30 seconden spelregels
Twee teams:
  • Neem om beurten een kaartje van de stapel. 
  • Hierop staan 5 woorden. 
  • Omschrijf de 5 woorden aan je team. 
  • Er worden 30 seconden getimed
  • Je mag het woord niet gedeeltelijk uitspreken of vertalen.
  • Hebben je teamgenoten alle 5 woorden binnen de 30 seconden? Dan krijgt je team een punt.





timer
0:30

Slide 34 - Slide

Hoe probeer je het woord te beschrijven? 


  • uitleggen
  • voorbeeld geven
  • synoniemen
  • antoniemen
  • ...

Slide 35 - Slide

Betekenisrelaties
Wanneer je het woord fiets opzoekt in het woordenboek, krijg je de definitie en ook betekenisverwante termen die verschillende betekenisrelaties uitdrukken:
  • definitie: voortuig met twee in elkaars verlengde geplaatste wielen, dat men voortbeweegt door op de pedalen te trappen.
  • synoniem: rijwiel, stalen ros, velo
  • hyperoniem: voertuig
  • hyponiemen: crossfiets, e-bike, herenfiets 
TW pg.23

Slide 36 - Slide

synoniem en antoniem
Een synoniem is een woord met (ongeveer) dezelfde betekenis als één of meer andere woorden:
  • fiets, rijwiel, velo
  • neus, reukorgaan, snufferd
  • wandelen, stappen, kuieren, gaan

Antoniemen zijn woorden met een min of meer tegengestelde betekenis:
mooi - lelijk, groot - klein
TW pg.23

Slide 37 - Slide

homoniem
Homoniemen zijn woorden met dezelfde schrijfwijze en uitspraak, maar een verschillende betekenis. 
Hij ging geld afhalen in de bank.
We kochten een bank voor ons salon. 

Hij trapte een bal recht in het doel.
Ze dansten de hele nacht samen op een bal.
TW pg.24

Slide 38 - Slide

hyperoniem en hyponiem
Een hyperoniem is een woord waarvan de betekenis die van een ander woord insluit. Het hyperoniem heeft een ruimere betekenis dan het onderliggende woord.
  • Voertuig is een hyperoniem van fiets.
  • Lichaamsdeel is een hyperoniem van neus. 

Een hyponiem is een woord waarvan de betekenis gedekt wordt door een andere term met een ruimere betekenis. 
  • Crossfiets, e-bike  en herenfiets zijn hyponiemen van fiets.
  • Boksersneus, drankneus en wipneuszijn hyponiemen van neus.

TW pg.24

Slide 39 - Slide

Voorbereiding eindopdracht: debat

Slide 40 - Slide

Tussenstop 4
Specifiek
02.08.01 - betekenisrelaties: pleonasme, tautologie, contaminatie

Slide 41 - Slide