M2 lezen HS 3 tekstverbanden en signaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Leerdoel hoofdstuk 3: 

Ik kan/weet opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden. 

Is de stelling waar?

Woorden, zinnen en alinea's hebben iets met elkaar te maken.

1. waar
2. niet waar

Is de stelling waar?

De samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's wordt duidelijk door het signaalwoord.

1. waar
2. niet waar

Een ander woord voor samenhang is...

1. behang
2. tekstverband
3. relatie
4. conclusie

Is de stelling waar?

Door te letten op tekstverbanden, kun je een tekst beter begrijpen.

1. waar
2. niet waar

Later, terwijl, ten eerste, ook, maar en toch
zijn voorbeelden van....

1. verbanden
2. conclusies
3. signaalwoorden

Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder en tenslotte zijn signaalwoorden voor het tekstverband:

Dubbele punt (:), liggend streepje (-), getallen (1, 2, 3) of dots worden gebruikt bij een:

Is de stelling waar?

Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan je dat een opsommend verband.

1. waar
2. niet waar

Wat zijn de signaalwoorden in dit opsommend verband?
Zorg ten eerste dat je op tijd bent.
Spreek verder ook af hoe laat je thuis moet zijn.
Spreek ook af of je geld mee moet nemen.

Noem drie signaalwoorden die gebruikt worden bij een tegenstelling.

Welk signaalwoord wordt in deze zin gebruikt?

Veel jongeren willen een nieuwe telefoon, maar zij verdienen nog niet genoeg geld om er zelf een te kopen.

Wat geeft een tegenstellend verband aan?