4HV §3+5 Révision (U3)

§5 Trappen van vergelijking
  • Vergelijkingen 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§5 Trappen van vergelijking
  • Vergelijkingen 

Slide 1 - Slide

Welke Franse woorden gebruik je voor 'meer..dan' - 'minder..dan' - 'even..dan'

Slide 2 - Open question

Vergelijkingen

X is groter dan Y            =         plus grand que         +
X is even groot als Y     =        aussi grand que       =
X is minder groot dan Y  =    moins grand que      -



Slide 3 - Slide

Hoe vertaal je het woordje 'dan' naar het Frans in de zin:
Piet is groter dan Jan.

Slide 4 - Open question

Miranda is even mooi als Diana
A
Miranda est plus beau que Diane
B
Miranda est plus belle que Diana
C
Miranda est moins belle que Diana
D
Miranda est aussi belle que Diana

Slide 5 - Quiz

Marie en Eva zijn mooier dan Eline
A
Marie et Eva sont plus belles qu'Eline
B
Marie et Eva sont aussi belles qu'Eline
C
Marie et Eva sont moins belles qu'Eline
D
Marie et Eva sont plus beaux qu'Eline

Slide 6 - Quiz

Marc is ouder dan Marie
A
Marc est plus vieux que Marie
B
Marc est aussi vieux que Marie
C
Marc est moins vieux que Marie
D
Marc est plus vieille que Marie

Slide 7 - Quiz

Mare is even oud als Vivianne
A
Mare est plus vieille que Vivianne
B
Mare est aussi vieille que Vivianne
C
Mare est moins vieille que Viviane
D
Mare est aussi vieux que Vivianne

Slide 8 - Quiz

Eva en Marc zijn minder oud dan wij
A
Eva et Marc sont plus vieux que nous
B
Eva et Marc sont aussi vieux que nous
C
Eva et Marc sont moins vieux que nous
D
Eva et Marc sont moins vieilles que nous

Slide 9 - Quiz

Hoe maak je in het Frans de overtreffende trap?
Bv de grootste / de knapste
A
Plus + bijvoeglijk naamwoord
B
Super + bijvoeglijk naamwoord
C
Le/La/Les plus + bijvoeglijk naamwoord
D
Moins + bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

Zet (grand) in de overtreffende trap -
Paul est (de grootste) garçon de la classe

Slide 11 - Open question

Zet (cher) in de overtreffende trap
Sa maison est (het duurste) du village.

Slide 12 - Open question

Zet (sympa) in de overtreffende trap
Eva est (het aardigst) de mes copines.

Slide 13 - Open question

§5 Even oefenen 
Zet in de vergrotende trap:

1.  Le père sympa 
2. Le petit frère 
3. Le mur orange 
4. Les enfants calmes 

Slide 14 - Slide

§5 Les réponses
Zet in de vergrotende trap: / de Antwoorden

1.  Le père  plus sympa  
2. Le plus petit frère 
3. Le mur plus orange 
4. Les enfants plus calmes

Slide 15 - Slide

§5 Even oefenen
Zet in de overtreffende trap:

1.  Le père sympa 
2. Le petit frère 
3. Le mur orange 
4. Les enfants calmes

Slide 16 - Slide

§5 Les réponses
Zet in de overtreffende trap: / de Antwoorden

1.  Le père le plus sympa 
2. Le plus petit frère 
3. Le mur le plus orange 
4. Les enfants les plus calmes

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Ce restaurant est ______________ de la France. (het beste)
A
le plus bon
B
le plus super
C
plus meilleur
D
le meilleur

Slide 22 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de overtreffende trap - de hoogste
Ces deux bâtiments (m;mv) sont .... de la ville. (haut)

Slide 23 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de overtreffende trap - de mooiste
Ce sont ... chansons (v;mv) de Lady Gaga. (beau)

Slide 24 - Open question

het bijvoeglijk nw. 
- vorm en plaats van 
   het bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Slide

de vorm van 't bijvoeglijk naamwoord
Het bijv. nw. in het woordenboek, is de vorm die mannelijk e.v. is.
Om het vrouwelijk te maken, moet je daaraan een E toevoegen. Het meervoud maak je door er een S achter te zetten. Als een woord vrouwelijk meervoud is, hoort er ES bij.

bv. :   le garçon idiot          (mnl e.v.)
           la fille idiot              (vrl. e.v.)
           les garçons idiots   (mnl. mv)
           les filles idiotes        (vrl m.v.)

Slide 26 - Slide

de plaats van 't bijvoeglijk naamwoord

In het Frans is het normaal om de bijvoeglijk naamwoorden ACHTER het zelfstandig naamwoord te plaatsen.  bv:

de moderne school      =      l’école moderne
de aardige leraar            =     le professeur sympathique
de geweldige leerling  =     l’élève formidable

Slide 27 - Slide

 VOOR het zelfst. nw.  komen: 
beau - bon - joli
haut - long - petit
jeune - vaste - grand
vieux - mauvais - méchant
autre - nouveau - gros

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide