2. Wonen in de stad

2. Wonen in de stad
1 / 27
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2. Wonen in de stad

Slide 1 - Slide

Je kunt uitleggen waarom er kleine en grote nederzettingen zijn.
Hoe zijn steden ontstaan? 4 onderdelen van een stad 
Uitleggen wat agglomeratie is.
Ik ken de begrippen urbanisatie, welvaart en suburbanisatie
Lesboek bladzijde 26 en 27
Werkboek bladzijde 29,30 en 31
Aardrijkskunde  Nelson Mandela
oktober 2021
Lesboek bladzijde 26 en 27
Werkboek bladzijde 29, 30 en 31
Opdracht 1, 2 en 3 minimaal in de les af
Opdracht 1 tot en met 7

Slide 2 - Slide

Elke tijd zijn eigen wijk
  • In steden zijn wijken uit verschillende tijden:
1. Voor/tot 1870: gebouwen bestaan uit hout en baksteen, vaak te vinden in de binnenstad.

2. Na 1870: gebouwen bestaan uit beton, er zijn veel rijtjes huizen met meerdere verdiepingen. 
voor- oorlogse wijken rondom de fabrieken (arbeiderswijken). 





Mensen trokken van platteland naar de stad

Slide 3 - Slide

Na de oorlog groeien de steden verder door 
Urbanisatie &
verstedelijking

Slide 4 - Slide

Urbanisatie
De mensen trekken naar de stad omdat er werk te vinden is. Hierdoor groeit een stad.

Slide 5 - Slide

Elke tijd zijn eigen wijk

    3. Na WOII: in steden meer flats en rijtjeshuizen met tuin 
    werden gebouwd. 


    4. Na 1970: Groei van de welvaart:  grotere huizen met tuin en veel parkeerruimte, veel mensen gingen buiten de stad wonen. Dit heet suburbanisatie


    Na WOII (na 1945).
    Na 1970

    Slide 6 - Slide

    Suburbanisatie
    Mensen vertrekken uit de stad naar platteland, omdat het te druk wordt in de stad.

    Slide 7 - Slide

    Steden worden drukker -- Urbanisatie
    Mensen vinden de stad te druk dus verhuizen naar plekken dicht buiten de stcad --
    Suburbanisatie
    Mensen reizen meer met de auto van hun woning naar het werk

    Slide 8 - Slide

    DUS:

    Slide 9 - Slide

    Slide 10 - Slide

    Iedereen een passende woning
    • Welke mensen er in welke wijken wonen heeft te maken met:
         - Prijzen van de huizen
         - Ligging bij de voorzieningen

    • Opgeknapte binnensteden:
       - Duur, dichtbij voorzieningen
        - Jonge, rijke mensen

    • Oude (flat)wijken, niet opgeknapt:
       - Goedkoop
       - Mensen met een laag inkomen
    • Nieuwste wijken
      - Hier wonen rijke mensen en is erg duur

    Slide 11 - Slide

    Aan de slag


    Werkboek blz. 29,30,31
    Weektaak
    Opdracht  1, tm 7




    timer
    8:00
    Stil: Geen vragen aan klasgenoot of docent
    Fluister niveau: Steek je vinger op wanneer je iets niet begrijpt.
    Samenwerken: Overleg met elkaar de antwoorden. 

    Slide 12 - Slide

    Slide 13 - Video

    Er zijn steeds meer kleine huizen en appartementen in de stad. Hoe kan dit?
    A
    Mensen hebben steeds minder geld.
    B
    Mensen hebben steeds minder ruimte nodig.
    C
    Mensen wonen met minder mensen in één huis.

    Slide 14 - Quiz

    Flats zijn vaak goedkoper. Waarom?
    A
    Het is klein
    B
    Er zijn weinig voorzieningen
    C
    Flats zijn verouderd
    D
    Het ligt te ver van het centrum

    Slide 15 - Quiz

    Jonge mensen wonen graag in de binnenstad. Waarom?
    A
    Sfeervol
    B
    Goedkoop
    C
    Dicht bij voorzieningen
    D
    Rustig

    Slide 16 - Quiz

    Waarom is het in de binnenstad moeilijk parkeren?
    A
    Omdat het volgebouwd met huizen is.
    B
    Omdat er vroeger geen auto's waren.
    C
    Omdat er te veel parkjes zijn.

    Slide 17 - Quiz

    Slide 18 - Slide

    Is een appartement in dit gebouw duur denk je?
    A
    Ja
    B
    Nee

    Slide 19 - Quiz

    Slide 20 - Slide

    Is dit een duur huis?
    A
    ja
    B
    nee

    Slide 21 - Quiz

    Welk woord hoort niet in dit rijtje thuis:
    tot 1870-verschillende huizen-flats-binnenstad
    A
    Tot 1870
    B
    Verschillende huizen
    C
    Flats
    D
    Binnenstad

    Slide 22 - Quiz

    Welk woord hoort niet in dit rijtje thuis:
    Suburbanisatie-auto-kromme straten-fabrieken
    A
    Suburbanisatie
    B
    Auto
    C
    Kromme straten
    D
    Fabrieken

    Slide 23 - Quiz

    Welk woord hoort niet in dit rijtje thuis:
    Oude wijken-Turkse bakker-Ouderen-Werklozen
    A
    Oude wijken
    B
    Turkse bakker
    C
    Ouderen
    D
    Werklozen

    Slide 24 - Quiz

    Welke voorziening is bij jou in de buurt die nog niet bestond toen je opa en oma jouw leeftijd had?

    Slide 25 - Open question

    Waarom wonen in oude wijken vaak armere mensen en in nieuwere wijken vaak rijkere mensen?

    Slide 26 - Open question

    Waarom zijn oude huizen vaak goedkoper dan nieuwe huizen?

    Slide 27 - Open question