Extra Akkusativ

Akkusativ
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Akkusativ

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • Akkusativ (zinsdeel)

  • Voorzetsels met Akkusativ

  • Persoonlijk voornaamwoorden in Akkusativ

Slide 2 - Slide

Akkusativ
  • Hoofdstuk 4:
  • Onderwerp = Nominativ
  • Lijdend vw = Akkusativ

Slide 3 - Slide

Voorbeelden
  • Nominativ (ow = onderstreept):                              hij/hem regel
  • Der Mann ist groß.
  • Die Frau ist klein.

  • Akkusativ:
  • Die Frau sieht den Mann.
  • Das Kind sieht die Frau.

Slide 4 - Slide

Oefenen
  1. D...... Sohn ist zwanzig Jahre alt.
  2. Wo hast du d...... Buch gekauft?
  3. Kennst du d...... Lehrer nicht?
  4. Ich rufe d...... Mutter.
  5. Er hat sein...... Zug (m) verpasst.
  6. Sie hat ihr...... Zug (m) verpasst.

Slide 5 - Slide

Voorzetsels met Akkusativ

Slide 6 - Slide

Voorzetsels met Akkusativ
  • Je gebruikt ook de Akkusativ na bepaalde voorzetsels.
  • durch =  door                                      gegen = tegen
  • ohne =  zonder                                   um = om
  • für = voor                                             bis = tot
  • entlang* = langs

  • Na deze voorzetsels, komt altijd een Akkusativ!

Slide 7 - Slide

Voorzetsels met Akkusativ
  • durch - ohne - für - entlang - gegen - um - bis = dofegub
  • Voorbeelden:
  • Wir laufen bis den Supermarkt. (m)
  • Sie müssen durch die Tür (f).
  • * Wir fahren meinen Wohnort  (m) entlang.

  • Dus:  dofegub? Niet ontleden, automatisch Akkusativ 😁

Slide 8 - Slide

Nieuw stappenplan
1. Vertalen
2. Voorzetsel van dofegub?
  • Ja? --> Akkusativ
  • Nee? --> ontleden
3. Geslacht bepalen
4. Invullen

Slide 9 - Slide

Oefenen
  1.  Frau Schnappi fährt gegen ein...... Baum (m). 
  2. Er ging durch d....... Straße. 
  3. Das war kein Problem für mein...... Bruder (m).
  4. Ich singe nicht ohne d...... Kind.

Slide 10 - Slide

Persoonlijk vnw in Akkusativ

Slide 11 - Slide

🖋 Persoonlijk vnw (Nom. + Akk.)
  • Soms wil je een persoonlijk vnw gebruiken:
  • Ik zie de man. De man staat daar. De man eet een appel --> hij/hem

  • Bijvoorbeeld:
  1. Ik zie hem.
  2. Zij vinden ons aardig.
  3. Wij spelen zonder jou.

Slide 12 - Slide

🖋 Persoonlijk vnw (Nom. + Akk.)
  1. Ik zie hem.
  2. Zij vinden ons aardig.
  3. Wij spelen zonder jou.

  1. Ich sehe ihn.
  2. Sie finden uns nett.
  3. Wir spielen ohne (+Akk.)  dich.

Nominativ
Akkusativ
ich
mich
du
dich
er/es/sie
ihn/es/sie
wir
uns
ihr
euch
sie/Sie
sie/Sie

Slide 13 - Slide

Oefenen
  1. Kannst du was ......... ......... tun? (voor mij)
  2. Hört ihr .........? (ons)
  3. Ja, wir hören .......... . (jullie)
  4. Sie liebt ihr..... Mann. Sie kann nicht ......... ......... . (zonder hem)

  • Vragen?

Slide 14 - Slide