• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

Herhalingsles werkwoordspelling klas 1

Leerdoelen
Leerdoel: Ik kan de spellingsregels toepassen: persoonsvorm tegenwoordige tijd, verleden tijd sterke werkwoorden, zwakke werkwoorden en voltooid deelwoord.
Hoe bereik je deze doelen?
  •  Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd + oefenen
  • Herhaling persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden + oefenen
  • Herhaling persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden + oefenen
  • Herhaling voltooid deelwoord

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leerdoelen
Leerdoel: Ik kan de spellingsregels toepassen: persoonsvorm tegenwoordige tijd, verleden tijd sterke werkwoorden, zwakke werkwoorden en voltooid deelwoord.
Hoe bereik je deze doelen?
  •  Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd + oefenen
  • Herhaling persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden + oefenen
  • Herhaling persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden + oefenen
  • Herhaling voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes: Wanneer (worden) jij er een keer uitgestuurd?

Slide 2 - Open question

Stappenplan werkwoordspelling deel 1
Stap 1: Check of je werkwoord een persoonsvorm is.
Stap 2: Is je werkwoord een persoonsvorm? Kies dan de tijd: Tegenwoordige tijd of verleden tijd.
Belangrijke regel: Geen tijd = tegenwoordige tijd.
Verleden tijd --> stap 4
Stap 3: Tegenwoordige tijd. Vul het werkwoord 'smurfen' in, i.p.v. het werkwoord. Hoor je de -t? Schrijf je de -t.
Voorbeeld: Wanneer (worden) jij er een keer uitgestuurd?
Wanneer smurf jij er een keer uitgestuurd?
Je hoort te -t niet, dan schrijf je de -t ook niet. --> Wanneer word jij er een keer uitgestuurd?
Let op: Ik-vorm is nooit met -dt.

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(draaien) Hij ... er altijd omheen.

Slide 4 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(verkleden) ... je collega zich ook?

Slide 5 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(betekenen) Vrijheid ... veel voor hem.

Slide 6 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
Stap 1: Check of je werkwoord een persoonsvorm is.
Stap 2: Is je werkwoord een persoonsvorm? Kies dan de tijd: Tegenwoordige tijd of verleden tijd.
Belangrijke regel: Geen tijd = tegenwoordige tijd.
Verleden tijd --> stap 4
Stap 4: is je werkwoord sterk (van klank veranderen) of zwak? Ga naar stap 5 voor zwak.
Stap 5: Zwak werkwoord.
Haal -en van je werkwoord. Dit is de STAM!
Kijk naar de laatste letter van de stam. Zit dit in 'T eXKoFSCHiP?  ik-vorm +te(n) 
Zit de letter niet in  'T eXKoFSCHiP? 
Check of er één of meerdere personen zijn.

Slide 7 - Slide

Regel sterk werkwoord
Verander het werkwoord van klank.

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd:

Simon en Kaja ... (geven) elkaar een hand.

Slide 9 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
(vermoeden) ... jullie dat hij iets stal.

Slide 10 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd

(juichen) Het publiek ... , toen er werd gescoord.

Slide 11 - Open question

Vul de persoonsvorm verleden tijd in: Waarom (wenden) je je niet tot de directeur?

Slide 12 - Open question

Wat weet jij van het voltooid deelwoord?

Slide 13 - Open question

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Een voltooid en onvoltooid deelwoord zijn geen persoonsvormen!
Onvoltooid deelwoord: De handeling is bezig. De manier waarop iemand iets doet.
Voorbeeld: Fluitend doet hij de afwas.
Hoe schrijf je het onvoltooid deelwoord: Infinitief + -d.
Voltooid deelwoord: De handeling is al afgelopen.
Hebben, zijn, worden + voltooid deelwoord. --> ge, be, ver, ont
Hoe schrijf je een voltooid deelwoord: 
Sterk werkwoord: Regel gebruiken.
Zwak werkwoord: 'TeXKoFSCiP.  Wel = +t. Niet = +d 

Slide 14 - Slide

Gisternacht heeft het echt heel hard (vriezen).

Slide 15 - Open question

Hij heeft (juichen) langs de kant (schreeuwen).

Slide 16 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
Zo kort mogelijk, maar het moet wel klinken!
1. de gehate man.
2. Het geredde kind.

Maar: het gebraden kippetje (je kunt hier ook zeggen: Het kippetje is gebraden)
het verzonnen verhaal (je kunt ook zeggen: Het verhaal is verzonnen)




Slide 17 - Slide

Nu aan de slag
Ga naar Teams en oefen met de oefentoetsen van cursus 7 spelling, paragraaf 8 tot en met 13

Aan de hand van de resultaten van deze toetsen deel ik je in een bepaalde groep in

Misschien dat sommigen extra instructie nodig hebben

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

More lessons like this

Herhalingsles werkwoordspelling klas 1

June 2024 - Lesson with 18 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Les 22 21 februari 2025

March 2025 - Lesson with 33 slides
NederlandsSecondary Education

Les 22 21 februari 2025

February 2025 - Lesson with 43 slides
NederlandsSecondary Education

groep 8 werkwoord spelling cito

October 2024 - Lesson with 44 slides
nederlandsPrimary Education

groep 7 werkwoordcito oefenen

January 2025 - Lesson with 35 slides
nederlandsPrimary Education

Zaterdag 18 mei 2024 Herhaling werkwoordspelling

May 2024 - Lesson with 30 slides
NederlandsSecondary EducationAge 12,13

2: Werkwoordspelling: (on)voltooid deelwoord, bijvoeglijk naamwoord, infinitief

November 2023 - Lesson with 41 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

Thema 5 les 10

February 2021 - Lesson with 21 slides
NederlandsBasisschoolGroep 8
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings