2024_week15_2mh_les2_voorzetsels 4e naamval + persoonlijke vn 1e en 4e nv

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik je de woordjes van K.6, Lektion 3 en 4 schrijven op blz. 125-126. Van NL-DU en DU-NL

Slide 3 - Slide

Wörter
  • Schrijf de woordjes van Kapitel 6, lektion 3 en 4 op blz. 125-126
  • Herhaal ze totdat de timer is gestopt


timer
10:00

Slide 4 - Slide

Was machen wir heute?



  • Wörter schreiben
  • Wiederholung Erklärung Grammatik voorzetsels 4e naamval + persoonlijke voornaamwoorden in de 1e en 4e naamval
  • Besprechen Aufgabe 8/9, Seite 69






  • An die Arbeit
  • Video: Lärm

  • Abschluss/Hausaufgaben

Slide 5 - Slide

Am Ende der Stunde........
- kan je tenminste 2 voorzetsels van de 4e naamval benoemen , doordat je opdrachten hebt gemaakt.
- kan je het persoonlijk voornaamwoord ik en jij zeggen in de 4e naamval, doordat je opdrachten hebt gemaakt.

Slide 6 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
  •  Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je al in het Duits?
  • ich, du, er/sie/es         wir, ihr, sie/Sie
  • Als je deze persoonlijke voornaamwoorden in een zin ziet staan dan zijn ze het onderwerp van de zin.
  • In het Duits noem je dat de 1e naamval
  • Bijvoorbeeld: Ich bin schlau.
  • Wie of wat is? Ich

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in een zin
  •  Wat wordt het persoonlijk voornaamwoord "ik" als het een lijdend voorwerp is in een zin?
  • Bijvoorbeeld: Hij geeft aan mij een snoepje.
  • In het Duits werkt dit ook zo.
  • mich, dich, ihn/sie/es               uns, euch, sie/Sie
  • Het persoonlijk voornaamwoord staat dan in de 4e naamval en is het lijdend voorwerp in een zin.
  • Heel vaak volgt de 4e naamval na een voorzetsel. Het persoonlijk voornaamwoord verandert dan.
  • Ik heb gisteren tegen hem gespeeld.
  • Dat cadeau is voor haar.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Neem deze tabellen over in je schrift!
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Besprechen Aufgabe 8-9 Seite 69

Slide 11 - Slide

An die Arbeit
Machen im Buch: 
Aufgabe 1, Frage 13 t/m18 auf Seite 71
Test jezelf 5.4

  • Hoe: de eerste 5 minuten in stilte

  • Klaar: Je laat mij zien wat je gedaan hebt. 
Versterk jezelf Kapitel 5--------------------->>>>>
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Hören und sehen 
Maak aantekeningen tijdens het kijken en luisteren over wat je hoort en ziet.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Am Ende der Stunde........
- kan je tenminste 2 voorzetsels van de 4e naamval benoemen , doordat je opdrachten hebt gemaakt.
- kan je het persoonlijk voornaamwoord ik en jij zeggen in de 4e naamval, doordat je opdrachten hebt gemaakt.

Slide 15 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 16 - Slide

Hausaufgaben


Lernen: Woordjes Lektion 1, 2 blz. 124 van NL-DU en DU-NL

Slide 17 - Slide

Vielen Dank! Auf Wiedersehen! 

Slide 18 - Slide