Hoofdletters en leestekens M2

Welkom
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Antwoorden opdracht 5, p.59
  1. begrafenis, onbeschrijflijk
  2. dadelijk, laarzen
  3. lichamelijk, fit
  4. fotografen, feestelijke
  5. gewoonlijk, kaarsen
  6. werkelijk, narcose

Slide 2 - Slide

Waarom schrijf je: Tilburg
en niet: tilburg?

Slide 3 - Open question

Wanneer schrijf je hoofdletters?
  • Begin van de zin.
  • Namen: Stan Mol, Tatraweg, Koning Willem ll College 
  • Woorden die van namen afgeleid zijn: Oost-Europese, Chinese
  • Nieuwe regel: Als de zin met 's begint, verschuift de hoofdletter naar het volgende woord: 's Middags eet ik brood. (vraagje: weet je nog/ al waar die 's vandaan komt?)


Slide 4 - Slide

Let op!!!
Namen van de dagen van de week, maanden, seizoenen en windstreken krijgen GEEN hoofdletter!!!!!!!

Dus: donderdag, december, winter en zuiden

Slide 5 - Slide

zonder hoofdletter
Met hoofdletter
basisschool
haarlem
herdershond
koningsdag
korenbloem
krentenbol
maart
oosten
piloot
samantha
stationsweg
turks
vrijdag
zomer

Slide 6 - Drag question

Leestekens
In klas 1 zijn de punt, het vraagteken en het uitroepteken behandeld. 
Nu komt erbij: , : ' (de komma, de dubbele punt en aanhalingsteken).

Lesdoel: je kunt komma's, dubbele punt en aanhalingsteken goed gebruiken. 

Slide 7 - Slide

Een komma 
  • tussen twee persoonsvormen (zin ontleden!!)
  • tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en): Ik zat in lockdown in groep 8, de brugklas en in de 2e klas.  
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin: Tjonge, ik baal van die lockdown! Jurgen, kun je me dat boek aangeven?
  • Voor voegwoorden: maar, want, toen, dus, terwijl, ...

Slide 8 - Slide

leestekens bij een citaat:
Bij een citaat schrijf je letterlijk op wat iemand zegt. Dit noemen we ook wel directe reden. Dit doe je zo:
Jasper zei: "Overmorgen ben ik jarig."
'Mag ik het bord uitvegen,' vroeg Jasper: 'want het is erg vies.'
'Overmorgen eet ik taart', zei Jasper.
'Kom je ook?' vroeg Jasper, 'overmorgen ben ik jarig.' 
De indirecte reden-> Jasper zei dat hij overmorgen jarig is. 

Slide 9 - Slide

schrijf hoofdletters en leestekens:
we gaan vrijdag naar de bioscoop want er draait een nieuwe james bond

Slide 10 - Open question

Aan de slag
Maak opdracht 2, 3 en 4 (p.59)
Kom je er niet uit? boek (p.58) - buur- docent
Resultaat: we bespreken de antwoorden dadelijk. 

Klaar? Ga lezen in je leesboek/ werken aan het
het lapbook.

Slide 11 - Slide

Tot morgen!
Het huiswerk voor morgen: wat niet af is van 
de opdrachten op p. 59.





Slide 12 - Slide