§6 aanw, vr, onbep. vnw.

Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord 
Lesdoel: aan het einde van de les kan je aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord herkennen.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord 
Lesdoel: aan het einde van de les kan je aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord herkennen.

Slide 1 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord 
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets aan. Bijvoorbeeld: Die rode mountainbike zou ik eerder kopen dan zo'n zwarte. 

Aanw. vnw.: deze, die, dit, dat, zulk(e), dergelijk(e), zelf, dezelfde, zo'n, hetzelfde. Leer deze woorden uit je hoofd.
 

Let op: woorden die een plaats of richting aangeven (bijv. 'daar') zijn geen aanwijzend voornaamwoord. 

Slide 2 - Slide

Welk woord is GEEN aanwijzend voornaamwoord?
A
zulke
B
hetzelfde
C
ergens
D
zo'n

Slide 3 - Quiz

Vragend voornaamwoord
Staat meestal aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag: 
Bijvoorbeeld: Naar welke film gaan jullie? 

Vr. vnw.: wie, wat, welk(e), wat voor (een). Leer deze woorden uit je hoofd.

Let op: woorden als waar, wanneer en hoe zijn geen vragende voornaamwoorden. 

Slide 4 - Slide

Noem de vier vragende voornaamwoorden

Slide 5 - Open question

Onbepaald voornaamwoord
Duidt een persoon of zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt. Het blijft een beetje vaag. 

Onbep. vnw.: niets, (zo)iets, alles, het, wat, iemand, niemand, iedereen, men, ene, (een) zekere, een of ander(e), ieder(e), elk(e), menig(e), menigeen.

Slide 6 - Slide

Welk onbep. vnw. past op de puntjes?
Weet ... wanneer de toets is?

Slide 7 - Open question

Onbepaald voornaamwoord
Drie lastige gevallen: 
1. Het woord je is onbepaald voornaamwoord als het men betekent; 
2. Het woordje wat is onbepaald voornaamwoord als het iets betekent; 
3. Het woordje het is een onbepaald voornaamwoord als het tijd, weer of sfeer aangeeft. (Het regent, het is vakantie)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Stuur de antwoorden van opdracht 1 in:

Slide 10 - Open question

Antwoorden
1. wie = vr. vnw.                               5. welke = vr. vnw.
iets = onbep. vnw.                         iedereen = onbep. vnw.
zulke = aanw. vnw.                        6. alles = onbep. vnw.
2. men = onbep. vnw.                  zo'n = aanw. vnw.
die = aanw. vnw.                             niets = onbep. vnw.
menigeen = onbep. vnw.
3. iemand = onbep. vnw.
dit = aanw. vnw.
zelf = aanw. vnw.
4. wat = onbep. vnw.

Slide 11 - Slide

Huiswerk
Digitale boek, cursus 5 - §6:
- Leer de theorie
- Maak opdracht 1 t.m. 4

Slide 12 - Slide