2.3 Leven in de koloniën

1 / 44
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Deze les....
Pak je spullen op tafel!!!
Maak je boek open op de juiste bladzijde (niet naar vragen, dat moet je zelf uitzoeken!)
Filmpje: Leven in de koloniën
Nakijken huiswerkopdrachten
Planagenda.

PWW: Hfd.2 [ 2.1 t/m 2.3 ]

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Opdracht-2a
Welke twee zinnen horen bij het nieuwe bestuur in de koloniën?

A Er zijn veel Europese bestuurders nodig en weinig inheemse bestuurders.
B Europese bestuurders bepalen wat inheemse bestuurders moeten doen.
C Het volk moet gehoorzamen aan Europese bestuurders.
D Het volk moet nog steeds gehoorzamen aan de eigen vorst.
E Inheemse ambtenaren geven opdrachten aan Europese bestuurders.


Slide 4 - Slide

Opdracht-2b
Was het invoeren van een Europees bestuur in de koloniën een culturele, economische, politieke of sociale verandering? Vul het juiste woord in en leg uit.


Een politieke verandering, want 
  • het is een verandering in wie de macht heeft (inheemse vorsten raakten hun macht kwijt aan Europeanen).
 

Slide 5 - Slide

Opdracht-2c
Er waren in Nederlands-Indië maar heel weinig Nederlanders in vergelijking met de inheemse bevolking, maar toch kon Nederland de macht houden. Welke verklaring staat daarvoor in deze paragraaf? En welke in paragraaf 2?

Paragraaf 3: De Nederlanders kregen hulp van inheemse vorsten.
Paragraaf 2: De Nederlanders hadden betere wapens.

Slide 6 - Slide

opdracht-3
De Europese landen bepaalden de grenzen van hun koloniën in Azië en Afrika. Was het trekken van grenzen een culturele, economische, politieke of sociale verandering? Vul het juiste woord in en leg uit.
Een politieke verandering, want er ontstonden nieuwe landen met een nieuw bestuur en andere wetten.

Slide 7 - Slide

Opdracht-5a
Geef een eigen omschrijving van de volgende woorden.

– inheemse arbeider: 
  • iemand uit de kolonie die voor een laag loon werkt.
– lokale nijverheid: 
  • bedrijven van de inheemse bevolking waar grondstoffen met de hand bewerkt werden.

Slide 8 - Slide

Opdracht-5b
Onderstreep in de leertekst drie economische gevolgen van het modern imperialisme voor de inheemse bevolking.


Slide 9 - Slide

Opdracht-5c
Maak de juiste combinaties


Slide 10 - Slide

Opdracht-5c
Maak de juiste combinaties


Slide 11 - Slide

Opdracht-6a
Met welk doel voerde de Nederlandse regering het cultuurstelsel in?
A Nederland wilde geld verdienen in Nederlands-Indië.
B Nederland wilde de Indische nijverheid moderniseren.
C Nederland wilde voorkomen dat de bevolking in opstand kwam.
D Nederland wilde zoveel mogelijk gebied veroveren.



Slide 12 - Slide

Opdracht-6b
Koloniën kostten de Europese landen ook geld. Leg dat uit met twee voorbeelden.
  1. Europese landen legden wegen en spoorwegen aan in hun koloniën.
  2. Er waren ambtenaren en soldaten nodig en die moesten betaald worden.




Slide 13 - Slide

Opdracht-6c
Wat was een economisch verschil tussen de tijd van de VOC en de late 19e eeuw?


A In de tijd van de VOC ging het vooral om de handel in specerijen, in de 19e eeuw om het verbouwen van winstgevende gewassen en het winnen van grondstoffen.
B In de tijd van de VOC had de inheemse bevolking een eigen bestuur, in de 19e eeuw moesten inheemse vorsten gehoorzamen aan de Nederlanders.
C In de tijd van de VOC werd er vooral in thee, koffie en suiker gehandeld, in de
19e eeuw handelden de Nederlanders vooral in specerijen.




Slide 14 - Slide

Opdracht-7a
Voor wie was het cultuurstelsel een succes?
A Voor de inheemse boeren.
B Voor de inheemse vorsten.
C Voor de Nederlandse bedrijven.
D Voor de Nederlandse regering.





Slide 15 - Slide

Opdracht-7b
Leg je antwoord op vraag a uit.
  • Het cultuurstelsel was een succes voor de Nederlandse regering, want zij verdiende er erg veel geld mee. Zij kon op deze manier heel goedkoop producten inkopen en ze op de Europese markt duur verkopen.






Slide 16 - Slide

Opdracht-7c
Gebruik vraag a. Leg uit voor welke groep het cultuurstelsel een ramp was. Noem een reden.
  • Het cultuurstelsel was een ramp voor de inheemse boeren, want ze hadden daardoor minder land om rijst op te verbouwen. Zo kwam er honger.






Slide 17 - Slide

Huiswerk
H2.3| Leven in de koloniën
Maken opdrachten 8 t/m 11

Proefwerkweek
Hfd-2 (par. 1 t/m 3)





Slide 18 - Slide

Deze les...
  • Pak je spullen!!
  • Nakijken H2.3| Leven in de koloniën, opdrachten 8 t/m 11
  • 12 vragen over H2.3 (LessonUp.app)
  • Wat leer je voor de proefwerkweek?
  • Huiswerk







Slide 19 - Slide


  • Amee batooay to batooay? 
  • Nupi tu tau yee mac pik 
  • Radbad bada asa to mobla tu homework 
  • No, ka hmmrid; nik nak ta neeyes.
  • Si, ka deep; That's okay


  • Hoe gaat het met je?
  • Pak je boek en maak het open
  • Controleer of je het huiswerk hebt gemaakt.
  • Nee, ik heb het niet gemaakt; verlaat het lokaal.
  • ja, ik heb het gemaakt; dat is Oké

Slide 20 - Slide

Opdracht-8a
De onderstaande vijf personen hoorden elk tot een andere sociale laag in Nederlands-Indië. Zet de personen in de juiste volgorde. Begin met de persoon in de hoogste positie.
A De witte vrouw van een ondernemer met een koffieplantage
B Een Indische Nederlander met een witte vader en een inheemse moeder
C Een inheemse vorst: een sultan op Sumatra
D Een Javaanse boer
E Een Nederlandse ambtenaar in Nederlands-Indië
De juiste volgorde is: 
  • E, A, B, C, D.





Slide 21 - Slide

Opdracht-8b
Gebruik de personen bij vraag a. Vul de juiste letter in.
Persoon B is van gemengde afkomst.





Slide 22 - Slide

Opdracht-8c
Bekijk je antwoord bij vraag a. Leg uit dat deze indeling van de samenleving racistisch is.
  • De huidskleur bepaalde bij welke sociale laag je hoorde. De inheemse bevolking – hoe slim of rijk  – kon nooit tot een hoge sociale laag kan behoren.




Slide 23 - Slide

Opdracht-9a
Gebruik bron 2. Dit schilderij laat zien dat de Javaanse en Nederlandse cultuur vermengd raakten.
De bestuurder heeft zich laten afbeelden met verschillende symbolen van macht. Geef telkens aan of het een Javaans of Nederlands symbool is.



Slide 24 - Slide

Opdracht-9b
Wat denk je: waarom liet de bestuurder zich afbeelden met Javaanse én Nederlandse symbolen van macht? 
Zijn macht was gebaseerd op twee zaken: 
1. hij erfde de macht zoals alle vorsten van zijn familie en dat liet hij zien met de Javaanse symbolen van macht. 
2. Hij kreeg ook macht van Nederland; dat liet hij zien met het jasje en het wetboek.


Slide 25 - Slide

Opdracht-10a
Leg uit dat deze foto waarschijnlijk is gemaakt na 1900.
Op deze foto zie je
  • een schoolklas met Indonesische kinderen.
Dat past bij de situatie na 1900, want 
  • toen begon de Nederlandse regering met het oprichten van scholen.


Slide 26 - Slide

Opdracht-10b
Om welke twee redenen stichtten Europeanen scholen in hun koloniën?

A Om inheemse kinderen Europese waarden en normen te leren.
B Om inheemse kinderen op te voeden tot Indonesische nationalisten.
C Om inheemse kinderen te leren over hun eigen taal en cultuur.
D Omdat er mensen nodig waren die als ambtenaar konden werken.
E Omdat inheemse kinderen van hun ouders niets leerden.

Slide 27 - Slide

Opdracht-11a

Slide 28 - Slide

Opdracht-11b

Slide 29 - Slide

Opdracht-11c

Slide 30 - Slide

Huiswerk (agenda)
Afsluiting (blz. 122)
Mk: opdrachten 1 t/m 6

Slide 31 - Slide

Er waren goedkope grondstoffen beschikbaar uit de koloniën.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Sociaal
C
Economisch
D
Cultureel

Slide 32 - Quiz

Maak de juiste combinaties!!
Nationalisme

Imperialisme

Trots zijn op je land
Macht en aanzien vergroten
Trots op je vlag
Handel
Heersen over andere volkeren
Zoveel mogelijk koloniën en land krijgen

Slide 33 - Drag question


Wat zijn koloniën?
A
Overzees gebied van een Europees land.
B
Provincies van het Romeinse Rijk.
C
Verschillende gebieden elders.
D
Geen idee.

Slide 34 - Quiz

Sleep de vroegere koloniën van Nederland naar de juiste plaats in de kaart.
Madagaskar
Suriname
Australië
Nieuw Amsterdam
Nederlandse Antillen
Indonesië
Nieuw Zeeland

Slide 35 - Drag question

Nederland heeft vroeger veel koloniën gehad. Welk land behoorde niet tot de koloniën?
A
Indonesië
B
De Molukken
C
Aruba en de Antillen
D
Australië

Slide 36 - Quiz


Goed of fout?
Het cultuurstelsel werd in heel Nederlands-Indië
ingevoerd.
A
Goed
B
Fout

Slide 37 - Quiz

Een indirect bestuur = Manier om een kolonie te besturen, waarbij Europese bestuurders regeren via plaatselijke vorsten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Om welke twee redenen stichtten Europeanen scholen in hun koloniën?
A
Om inheemse kinderen Europese waarden en normen te leren.
B
Om inheemse kinderen op te voeden tot Indonesische nationalisten.
C
Om inheemse kinderen te leren over hun eigen taal en cultuur.
D
Omdat er mensen nodig waren die als ambtenaar konden werken.

Slide 39 - Quiz

Wat was het doel van het cultuurstelsel?
A
Cultuurbehoud van Indonesië
B
Economische winst voor Nederland
C
Verbetering van de infrastructuur
D
Onderwijs voor de bevolking

Slide 40 - Quiz

Wat was een gevolg van het cultuurstelsel?
A
Hongersnood
B
Armoede
C
Opstand
D
Vrede

Slide 41 - Quiz

De onderstaande vijf personen hoorden elk tot een andere sociale laag in Nederlands-Indië. Zet de personen in de juiste volgorde. Begin met de persoon in de hoogste positie.
1
2
3
4
5
Een Nederlandse ambtenaar in Nederlands-Indië.
Een Javaanse boer.
Een inheemse vorst: een sultan op Sumatra.
Een Indische Nederlander met een witte vader en een inheemse moeder.
De witte vrouw van een ondernemer met een koffieplantage.

Slide 42 - Drag question

Leg wat de Europeanen veranderden in de economie van hun koloniën.

Slide 43 - Open question

Huiswerk (agenda)
2.4 | Slaven worden vrij
lezen blz. 101 t/m 103
maken opdrachten 2 t/m 5 + 7

Proefwerkweek
Hfd-2 (par. 1 t/m 3)

Slide 44 - Slide