Quiz Leesvaardigheid

Feit of mening?
Lezen is leuk
A
feit
B
mening
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Feit of mening?
Lezen is leuk
A
feit
B
mening

Slide 1 - Quiz

Feit of mening?
Eindhoven telt 220.000 inwoners.
A
feit
B
mening

Slide 2 - Quiz

Feit of mening?
Van Almere naar Best rijden duurt 1 uur en 8 minuten.
A
feit
B
mening

Slide 3 - Quiz

Feit of mening?
Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quiz

Feit of mening?
HP is de leukste school van Almere.
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quiz

Feit of mening?
Mijn broek is blauw.
A
feit
B
mening

Slide 6 - Quiz

Deze signaalwoorden (eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra en ten slotte) horen bij:
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend

Slide 7 - Quiz

Waar staat de bron van een tekst?
A
bovenaan de tekst
B
bovenaan een alinea
C
onderaan de tekst

Slide 8 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
B
Een deelonderwerp van de tekst

Slide 9 - Quiz

Wat is géén tekstverband?
A
redengevend
B
opsommend
C
tegenstrijdig
D
uitleggend

Slide 10 - Quiz

Wat is een signaalwoord van het tekstverband 'samenvattend'?
A
maar
B
echter
C
net als
D
kortom

Slide 11 - Quiz

Wat kunnen functies zijn van het slot?
A
conclusie, samenvatting, advies geven
B
mening, centrale vraag, aanleiding noemen.

Slide 12 - Quiz

Wat kunnen functies zijn van de inleiding?
A
aanleiding noemen en een mening geven
B
een advies geven en een conclusie noemen.

Slide 13 - Quiz

Welke tekstvorm hoort bij een nieuwsbericht?
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
amuseren

Slide 14 - Quiz

Welke tekstvorm hoort bij een toneelstuk?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 15 - Quiz

Welke tekstvorm hoort bij een oproep?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 16 - Quiz

Welke tekstvorm hoort bij een klachtenbrief?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de signaalwoorden van het 'vergelijkend tekstverband'?
A
als, wanneer, indien, mits, tenzij, op voorwaarde dat
B
net als, zoals, evenals
C
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden.

Slide 18 - Quiz

Wat is de tekstsoort van een informatieve tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 19 - Quiz

Wat betekent amuseren?
A
vermaken
B
vervelen
C
informatie geven

Slide 20 - Quiz