4.1 produceren

4.1 Hoe maak je dat?
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Economie en OndernemenMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

4.1 Hoe maak je dat?

Slide 1 - Slide

Na deze les:
 
  • weet je wat produceren is.
  • weet je hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde.
  • weet je wat productiekosten zijn.
  • kun je de kostprijs per product berekenen.
  • weet je welke productiesectoren er zijn.

Slide 2 - Slide

Van grondstof naar eindproduct
produceren: is het maken van goederen en het leveren van diensten

Dit gebeurt in productiefase:
fase 1: grondstof
laatste fase: detailhandel (winkelier)

Slide 3 - Slide

Bedrijfskolom =
alle bedrijven die meewerken aan en product.

Ieder bedrijf voegt waarde toe.

Slide 4 - Slide

Toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde
____ +

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Productie kosten 
Produceren kost geld, productie kosten zijn:
  • materiaal
  • machines
  • mensen
  • energie
  • etc

Slide 7 - Slide

Kostprijs per product


alle productiekosten: aantal producten = kostprijs per product

Slide 8 - Slide

Kostprijs per product

Slide 9 - Slide

Productie sectoren

  • Agrarische sector (primaire sector)
  • Industriële sector (secundaire sector)
  • Dienstverlendende sector (tertiaire en quartaire) 

Slide 10 - Slide

Aan de slag 
blz 98 t/m 101
opdracht 1 t/m 17
10 minuten in stilte
daarna fluisteren 

Slide 11 - Slide

Check:
  • weet je wat produceren is?
  • weet je hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde?
  • weet je wat productiekosten zijn?
  • kun je de kostprijs per product berekenen?
  • weet je welke productiesectoren er zijn?

Slide 12 - Slide

Rondvraag
quiz!

Slide 13 - Slide

Agrarische bedrijven
Industriële bedrijven
Dienstverlenende bedrijven
Dokter
Bouwvakker
Boer
Fietsenmaker
Scootermonteur

Slide 14 - Drag question

Waar was deze afbeelding een voorbeeld van?
A
Een bedrijfstak
B
Een bedrijfskolom
C
Een winkel
D
Een fabriek

Slide 15 - Quiz

Yara heeft 6 stoelen gemaakt. De productiekosten waren €450,-. Wat is de kostprijs per stoel?
A
€100,-
B
€75,-
C
€2700,-
D
€45,-

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorbeeld van productiekosten?
A
Kosten voor personeel
B
Kosten voor grondstoffen
C
Kosten voor energie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 17 - Quiz

Voor het maken van 100 oliebollen heb ik €20,- deeg, €15 kilo rozijnen, €10 olie. Ik ben 1 uur a €40 bezig. Wat kost het maken van 1 oliebol.

Slide 18 - Open question

Wat is produceren?
A
het leveren van goederen en diensten
B
het maken van een film
C
het maken van goederen en het leveren van diensten
D
het leveren van goederen en het maken van diensten

Slide 19 - Quiz