We behandelen de woorden en indien nodig leggen we ze uit.
Slide 6 - Slide
Lesprogramma
Welkom
Mindset
Introductie H. 4
Leerdoelen par. 4.1
Instructie par. 4.1
Aan de slag
Evaluatie
Slide 7 - Slide
Leerdoelen
4.1 Globale grafieken
Ik begrijp wat een grafiek is.
Ik begrijp wat een globale grafiek is.
Ik kan bij een grafiek aangeven om welke verbanden het gaat.
Ik weet wanneer een grafiek stijgt, daalt of constant is.
Ik kan een globale grafiek tekenen en aangeven om welke verbanden het gaat.
Slide 8 - Slide
Lesprogramma
Welkom
Mindset
Bespreken toets H. 2
Introductie H. 4
Leerdoelen par. 4.1
Instructie par. 4.1
Aan de slag
Evaluatie
Slide 9 - Slide
Instructie
H4.1
Globale grafieken
Doe actief mee!
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
https:
Slide 12 - Link
VERBAND
Het verband tussen de tijd van het branden van de kaars en de hoogte van de kaars.
Slide 13 - Slide
GLOBALE GRAFIEK
De piramidevormige en kegelvormige kaars is bovenin smal en brandt dus eerst snel op De kaars wordt naar beneden toe steeds dikker en gaat daardoor steeds langzamer branden
Slide 14 - Slide
Lesprogramma
Welkom
Mindset
Bespreken toets H. 2
Introductie H. 4
Leerdoelen par. 4.1
Instructie par. 4.1
Aan de slag
Evaluatie
Slide 15 - Slide
ZELFSTANDIG WERKEN
Doorlopend en uitdagende route: zelfstandig
gaan zelfstandig aan de slag
Ondersteunde route: extra instructie
leerlingen die graag samen starten en extra instructie willen. Ga dan bij de middelste groep zitten.
Slide 16 - Slide
AAN DE SLAG
Huiswerk:
Voorkennis van H4
H 4.1
Klaar?
Ga aan de slag met rekenen.
Slide 17 - Slide
timer
45:00
Slide 18 - Slide
Lesprogramma
Welkom
Mindset
Bespreken toets H. 2
Introductie H. 4
Leerdoelen par. 4.1
Instructie par. 4.1
Aan de slag
Evaluatie
Slide 19 - Slide
Evaluatie
leerdoelen bereikt?
werkhouding?
Slide 20 - Slide
Leerdoelen bereikt?
Ik begrijp wat een grafiek is.
Ik begrijp wat een globale grafiek is.
Ik kan bij een grafiek aangeven om welke verbanden het gaat.
Ik weet wanneer een grafiek stijgt, daalt of constant is.
Ik kan een globale grafiek tekenen en aangeven om welke verbanden het gaat.