3T 1.7 Grammatica les 2

1.7 Grammatica (2)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1.7 Grammatica (2)

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt voegwoorden gebruiken.

Slide 2 - Slide

Les 2
- uitleg voegwoorden
- oefenen
opdrachten in je boek maken

Slide 3 - Slide

Is het onderstreepte deel een hoofdzin of een bijzin?

De leraar klapte in zijn handen toen het tijd was om te beginnen.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 4 - Quiz

Is het onderstreepte deel een hoofdzin of een bijzin?

Dave heeft geen zin om hard te lopen, omdat hij een zware tas bij zich had.

A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 5 - Quiz

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

LET OP!
• Hoofdzin + hoofdzin: het voegwoord staat er altijd tussenin.
• Hoofdzin + bijzin: het voegwoord staat ertussenin.
• Bijzin + hoofdzin: het voegwoord staat helemaal vooraan.

• Zinsdelen benoemen: zet voor het voegwoord een dubbele zinsdeelstreep. Benoem het voegwoord niet.

Slide 8 - Slide

Noteer het voegwoord:
Aznar had Tim uitgenodigd voor zijn verjaardag, maar hij kon niet komen.

Slide 9 - Open question

Noteer het voegwoord:
Zodra hij water ziet, springt onze hond erin.

Slide 10 - Open question

Noteer het voegwoord:
De minister liep snel langs de journalisten, want hij wilde geen vragen beantwoorden.

Slide 11 - Open question

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met voegwoorden zoals omdat, doordat  en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan.





Napoleons vrouw had een hondje.. Napoleon hield niet van dieren.
Napoleons vrouw had een hondje, hoewel Napoleon niet van dieren hield.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, omdat het bevrijdingsdag is.

Slide 12 - Slide



Dinosauriërs zijn uitgestorven doordat _______.
Kies de juiste volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm.
A
een meteoriet op de aarde viel
B
een metoriet viel op de aarde

Slide 13 - Quiz



Vincent van Gogh is nu beroemd, maar _______ tijdens zijn leven niet zo succesvol.
Kies de juiste volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm.
A
hij was
B
was hij

Slide 14 - Quiz



Opa praat graag over vroeger,
want _______ toen beter.
Kies de juiste volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm.
A
was alles
B
alles was

Slide 15 - Quiz



Ira woonde in Syrië, totdat _______.
Kies de juiste volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm.
A
zij als zesjarige naar Nederland is gevlucht
B
zij is als zesjarige naar Nederland gevlucht

Slide 16 - Quiz

OEFENING

Je krijgt in de volgende oefening steeds twee zinnen.

Maak van twee zinnen één samengestelde zin.

Schrijf steeds de hele zin op.


Gebruik een van de volgende voegwoorden:

hoewel - nadat - omdat - toen - zodat

Slide 17 - Slide

Miriam opende het bestand.
Ze had het gescand.

Voegwoorden:

hoewel - nadat - omdat - toen - zodat

Slide 18 - Open question

Dagmar had veel getraind.
Ze heeft de marathon niet uitgelopen.

Voegwoorden:

hoewel - nadat - omdat - toen - zodat

Slide 19 - Open question

Opdrachten
Maak nu opdracht 8 t/m 11 (bladzijde 74t/m 76)

Slide 20 - Slide