Thema5 wiskunde introductie: leeroverzicht 2016/2017

Introductie 
De afgelopen jaar hebben jullie veel oefening in Bettermarks gemaakt. Soms nog bekende stof van de basisschool, vervolgens wat moeilijker opdrachten (dan op de bassisschool), dan weer iets helemaal nieuw. 
Bij elke hoofdstuk zijn er (best veel!) leerdoelen. 

Wat heb jij er van geleerd?

In de volgende dia's zie wat de leerdoelen per hoofdstuk waren. Daarna zijn er wat vragen, om te testen wat je hebt onthouden en geleerd.   Succes!

Succes!
1 / 51
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Introductie 
De afgelopen jaar hebben jullie veel oefening in Bettermarks gemaakt. Soms nog bekende stof van de basisschool, vervolgens wat moeilijker opdrachten (dan op de bassisschool), dan weer iets helemaal nieuw. 
Bij elke hoofdstuk zijn er (best veel!) leerdoelen. 

Wat heb jij er van geleerd?

In de volgende dia's zie wat de leerdoelen per hoofdstuk waren. Daarna zijn er wat vragen, om te testen wat je hebt onthouden en geleerd.   Succes!

Succes!

Slide 1 - Slide

thema 1
eindproduct: schaaltekening
  • leerdoelen: 
  1. schaal berekenen
  2. getallen
  3. eenheden
  • vaardigheid: (netjes) tekenen

Slide 2 - Slide

thema 2 - H1: lijnen en hoeken
In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • Wat een lijn, een lijnstuk en een halve lijn is
  • Hoe je kijklijnen tekent
  • Hoe je loodrechte en evenwijdige lijnen tekent
  • Hoe je verschillende soorten hoeken herkent
  • Hoe je met een geodriehoek lijnen en hoeken meet en op papier tekent
  • Wat de diagonaal, straal, diameter en middelpunt van een cirkel zijn
  • Hoe je een rechthoek tekent
  • Hoe je cirkels tekent in bettermarks en met je passer op papier
  • Hoe je figuren vergroot en verkleint in een rooster
  • Wat een rooster is en hoe je punten in een rooster tekent

Slide 3 - Slide

thema 2: H1
Wat is een lijnstuk?
A
een boog
B
recht, het heeft een beginpunt maar geen eindpunt
C
recht, het heeft een beginpunt en een eindpunt
D
recht, het strekt zich in beide richting oneindig door

Slide 4 - Quiz

thema 2: H1
Bereken de diameter van een cirkel met straal = 4 cm
A
8 m
B
8 cm
C
10 cm
D
16 m2

Slide 5 - Quiz

thema 2: H1
Hoe noem je een hoek van 142 graden?
A
stompe
B
scherpe
C
rechte
D
gestrekte

Slide 6 - Quiz

thema 2 - H2: Getallen

In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • De positietabel gebruiken
  • Grote getallen vergelijken
  • Decimale getallen vergelijken
  • Wiskundige symbolen gebruiken om getallen te vergelijken
  • Grote getallen uitschrijven
  • Rekenen met grote getallen
  • Rekenen met decimale getallen
  • Gehele en decimale getallen afronden
  • Lengtes, groottes en hoeveelheden schatten

Slide 7 - Slide

thema 2: H2
Wat voor positie heeft '3' in het decimale getal: 14,131?
A
tienden
B
tientallen
C
honderdsten
D
honderdtallen

Slide 8 - Quiz

thema 2: H2
Bereken: 6,421 - 2,43
A
4,991
B
3,991
C
4,91
D
3,91

Slide 9 - Quiz

thema 2: H2
Vul in: 64,97 : ...?.... = 0,06497
A
10000
B
1000
C
100
D
10

Slide 10 - Quiz

thema 2: H2
Bereken: 0,6 x 0,03 = ?
A
18
B
1,8
C
0,18
D
0,018

Slide 11 - Quiz

thema 2: H2
Rond het getal af op duizendtallen:
546 529
A
550 000
B
546 000
C
547 000
D
546 500

Slide 12 - Quiz

thema 2 - H3: Eenheden

In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • Hoe je lengte en gewicht in de positietabel zet
  • Hoe je lengte, gewicht, tijd en prijzen moet schatten
  • Dat je eenheden op verschillende manieren kunt opschrijven
  • Hoe je rekent met eenheden
  • Hoe je eenheden omrekent
  • Wat een schaallijn is en hoe je ermee rekent

Slide 13 - Slide

thema 2: H3
Reken 72,77 kilometer om in centimeter.
A
7 277 000 cm
B
727 700 cm
C
72 770 cm
D
7 277 cm

Slide 14 - Quiz

thema 2: H3
Op een plattegrond staat 1 : 250.
Dit betekend in de werkelijkheid....?
A
1 cm = 2,5 meter
B
1 mm = 250 meter
C
1 dm = 250 dm
D
1 cm = 250 cm

Slide 15 - Quiz

thema 2: H3
Reken om naar minuten en seconden:
261 seconden
A
2 minuten, 61 seconden
B
4 minuten, 21 seconden
C
26 minuten, 1 seconde
D
5 minuten, 11 seconden

Slide 16 - Quiz

thema 2: H3
223gm is gelijk aan .....?
A
2,23 kg
B
22, 3 kg
C
22 300 mg
D
2 230 mg

Slide 17 - Quiz

thema 3 - H4: Rekenregels

In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • Hoe je rekent met haakjes
  • Wat de rekenvolgorde is van de basisbewerkingen
  • Hoe je handig optelt en vermenigvuldigt
  • (H) Wat veelvouden en gemeenschappelijke veelvouden zijn
  • (H) Hoe je veelvouden en gemeenschappelijk veelvouden vindt
  • (H) Wat delers en gemeenschappelijke delers zijn
  • (H) Hoe je delers en gemeenschappelijke delers vindt

Slide 18 - Slide

thema 3: H4
Bereken de uitkomst:
21 + - 24 =....?
A
-2
B
-3
C
3
D
5

Slide 19 - Quiz

thema 3: H4
11 = ...?

2
2
A
11
B
22
C
101
D
121

Slide 20 - Quiz

thema 3: H4
Bereken de uitkomst:
2 (8 - 3) - 15 =....?
A
-2
B
-3
C
-4
D
-5

Slide 21 - Quiz

thema 3: H4
Bereken de uitkomst:
2 (40 : 4) - 15 =....?
A
5
B
6
C
-4
D
-5

Slide 22 - Quiz

thema 3 - H5: Omtrek, oppervlakte en inhoud (m/h/)

In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • Wat de omtrek van een figuur is
  • Wat de oppervlakte van een figuur is
  • Wat de inhoud van een figuur is
  • Hoe je omtrek, oppervlakte en inhoud kunt bepalen
  • Hoe je de omtrek en oppervlakte van een rechthoek en vierkant berekent
  • Hoe je de inhoud van een balk en kubus berekent
  • Hoe je oppervlakte en inhoud omrekent naar andere eenheden
  • Hoe je verhaalsommen met omtrek, oppervlakte en inhoud oplost

Slide 23 - Slide

thema 3: H5 (m/h)
Bereken de omtrek van een vierkant met zijden van 6 cm.
A
6 cm
B
12cm2
C
24 cm
D
36cm2

Slide 24 - Quiz

thema 3: H5 (m/h)
Bereken de oppervlakte van een vierkant met zijden van 6 cm.
A
6 cm
B
12cm2
C
24 cm
D
36cm2

Slide 25 - Quiz

thema 3: H5 (m/h)
De formule voor de inhoud van een balk is....?
A
hoogte x breedte x vlak met kubieke eenheid
B
lengte x breedte x hoogte met kubieke eenheid
C
lengte x breedte met vierkante eenheid
D
lengte x hoogte met vierkante eenheid

Slide 26 - Quiz

thema 3 - H5: Breuken (h/v)

In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • Wat veelvouden en delers zijn
  • Wat een priemgetal is
  • Wat een echte breuk, een onechte breuk en een gemengd getal is
  • Hoe je breuken vereenvoudigt
  • Hoe je breuken gelijknamig maakt
  • Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen van breuken
  • Een breuk schrijven als een decimaal getal en andersom
  • Rekenregels toepassen bij rekenen met breuken
  • Een macht nemen van een breuk

Slide 27 - Slide

thema 3: H5 (h/v)
Wat zijn de gemeenschappelijke veelvouden van 3 en 6 onder 32?
A
6, 12, 18, 24, 30
B
1, 3, 6
C
3, 6, 9, 12, 15, 18, 21, 24, 27, 30
D
18,36

Slide 28 - Quiz

thema 3: H5 (h/v)
Wat zijn de gemeenschappelijke delers van 12 en 15?
A
12, 15
B
1, 3
C
60, 120
D
1, 2, 3, 5, 6, 12, 15

Slide 29 - Quiz

thema 3: H5 (h/v)
Welk getal is een priemgetal?
A
7
B
13
C
2
D
15

Slide 30 - Quiz

thema 3: H5 (h/v)
Welke breuk is gelijk aan 20%?
A
201
B
10200
C
31
D
51

Slide 31 - Quiz

thema 3: H5 (h/v)
Bereken:
12143
A
32
B
41
C
128
D
61

Slide 32 - Quiz

thema 3: H5 (h/v)
Bereken: 3/4 : 1/2
A
83
B
41
C
121
D
43

Slide 33 - Quiz

thema 4 - H6: Negatieve getallen (m/h)

In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • Wat positieve en negatieve getallen zijn
  • Hoe je negatieve getallen weergeeft op een getallenlijn
  • Hoe je positive en negatieve getallen vergelijkt
  • Hoe je rekent op een getallenlijn
  • Hoe je met negatieve getallen rekent
  • Wat een assenstelsel is
  • Wat daarin de x-as, de y-as en de oorsprong zijn
  • Hoe je punten met negatieve coördinaten tekent en afleest

Slide 34 - Slide

thema 4: H6 (m/h)
Op een getallenlijn:
wat ligt precies tussen -5 en 3?
A
-4
B
-1
C
0
D
1

Slide 35 - Quiz

thema 4: H6 (m/h)
Bereken:
-55 : 11 x 3 = ?
A
-15
B
15
C
-1550
D
-33

Slide 36 - Quiz

thema 4: H6 (m/h)
Op een assenstelsel liggen de x- en y-as respectievelijk....?
A
rechts, links
B
onder, boven
C
horizontaal, verticaal
D
verticaal, horizontaal

Slide 37 - Quiz

thema 4 - H7: Breuken (m/h)

In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • Wat een breuk is
  • Hoe je breuken vergelijkt
  • Wat gelijkwaardige breuken zijn
  • Hoe je breuken vereenvoudigt
  • Hoe je breuken gelijknamig maakt
  • Wat een onechte breuk en een gemengd getal is
  • Hoe je rekent met breuken
  • Hoe je een breuk omrekent naar een decimaal getal en andersom
  • (H) Wat priemgetallen zijn

Slide 38 - Slide

thema 4: H7 (m/h)

De breuk is gelijk aan...?
3514
A
17
B
32
C
43
D
52

Slide 39 - Quiz

thema 4: H7 (m/h)

De breuk is gelijk aan...?
1168
A
6112
B
632
C
543
D
454

Slide 40 - Quiz

thema 4: H7 (m/h)
Bereken:
9261
A
32
B
181
C
128
D
61

Slide 41 - Quiz

thema 4: H7 (m/h)
Bereken:
5261
A
101
B
151
C
303
D
61

Slide 42 - Quiz

thema 4: (m/h)
Schrijf als decimale getal:
= ....?
754
A
7,2
B
7,4
C
7,5
D
7,8

Slide 43 - Quiz

thema 4 - H7: Percentages (h/v)

In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • Hoe je breuken omrekent naar percentages en andersom
  • Hoe je het percentage berekent
  • Hoe je het deel en het geheel berekend

Slide 44 - Slide

thema 4: H7 (h/v)
Een tas bevat 8 goede en 12 rotte appels. Hoeveel procent is rot?
A
10 %
B
20%
C
40 %
D
60 %

Slide 45 - Quiz

thema 4: H7 (h/v)
Welk getal is grootst?
, 8 % of 0,8
81
A
81
B
8%
C
0,8
D
geen van allen

Slide 46 - Quiz

thema 4 - H9: Verbanden (h/v)

In dit hoofdstuk heb je geleerd:
  • Wat een assenstelsel is
  • Wat de x-as, de y-as en de oorsprong van een assenstelsel is
  • Hoe je punten afleest en tekent in een assenstelsel
  • Wat de kwadranten van een assenstelsel zijn
  • Hoe je de uitkomsten van een formule in een tabel zet
  • Hoe je de grafiek tekent bij een tabel en andersom
  • Hoe je de grafiek tekent bij een formule
  • Wat een lineair verband is en hoe je dat kunt herkennen
  • Wat een recht en omgekeerd evenredig verband is
  • Wat een kwadratisch verband is en hoe je dat kunt herkennen
  • Hoe je het maximum, het minimum en de nulpunten van een parabool afleest

Slide 47 - Slide

thema 4: H9 (h/v)
Op een assenstelsel liggen de x- en y-as respectievelijk....?
A
rechts, links
B
onder, boven
C
horizontaal, verticaal
D
verticaal, horizontaal

Slide 48 - Quiz

thema 4: H9 (h/v)
In de formule: b = 50 - 7a,
wat is b wanneer a = 4 ?
A
39
B
22
C
-24
D
30

Slide 49 - Quiz

thema 4: H9 (h/v)
Welke is/zijn een lineair verband(en)?

A
y = 2x - 3
B
v = 3 + 6m
C
24+a=b
D
p2+3=W

Slide 50 - Quiz

thema 4: H9 (h/v)
Een kwadratisch verband heeft een grafiek van ...?
A
een lijn
B
een boog
C
een parabool
D
een berg

Slide 51 - Quiz