H5.2 Handel VOC+WIC
opdrachten 1 a-b-c, 2 t/m 5
1 / 40
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
This lesson contains 40 slides, with text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 90 minItems in this lesson
opdrachten 1 a-b-c, 2 t/m 5
Slide 1 - Slide
Wat doen we vandaag?
- Markeren tekst blz. 78 + 79
- kort filmpje over de VOC en de WIC.
- Antwoorden bekijken (huiswerkopdrachten)
- Aan de slag met de opdrachten voor de volgende les.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Opdracht 1
a.
Maak de zinnen kloppend.
Fort Elmina was het enige / een van de vele Nederlandse handelsposten in West-Afrika.
De Nederlanders kochten in West-Afrika vooral mensen / mensen en specerijen.
b.
Fort Elmina was een versterkt fort. Waaraan zie je dat?
Slide 5 - Slide
Opdracht 1
a.
Maak de zinnen kloppend.
Fort Elmina was het enige / een van de vele Nederlandse handelsposten in West-Afrika.
De Nederlanders kochten in West-Afrika vooral mensen / mensen en specerijen.
b.
Fort Elmina was een versterkt fort. Waaraan zie je dat?
Het fort is helemaal ommuurd.
Slide 6 - Slide
Opdracht 1
c.
Om welke reden zou het fort versterkt zijn?
A Om de rijkdom van de Hollandse kooplieden te laten zien.
B Om indruk te maken op de Afrikaanse koningen.
C Om te voorkomen dat andere Europese landen het fort innamen.
D Om te voorkomen dat de specerijen werden gestolen.
Slide 7 - Slide
Opdracht 1
c.
Om welke reden zou het fort versterkt zijn?
A Om de rijkdom van de Hollandse kooplieden te laten zien.
B Om indruk te maken op de Afrikaanse koningen.
C Om te voorkomen dat andere Europese landen het fort innamen.
D Om te voorkomen dat de specerijen werden gestolen.
Slide 8 - Slide
Opdracht 2
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A De VOC krijgt het alleenrecht op de handel met Azië.
B De vraag naar specerijen is groot, de prijzen zijn hoog.
C De WIC wordt opgericht voor de handel met Afrika en Amerika.
D Hollandse en Zeeuwse kooplieden willen ook geld verdienen aan de handel in specerijen.
De juiste volgorde is:
Slide 9 - Slide
Opdracht 2
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A De VOC krijgt het alleenrecht op de handel met Azië.
B De vraag naar specerijen is groot, de prijzen zijn hoog.
C De WIC wordt opgericht voor de handel met Afrika en Amerika.
D Hollandse en Zeeuwse kooplieden willen ook geld verdienen aan de handel in specerijen.
De juiste volgorde is: B, D, A, C
Slide 10 - Slide
Opdracht 3
a.
Kooplieden investeerden geld in de VOC. Wat betekent ‘investeren’?
Geld uitgeven aan een bedrijf met het doel om winst te maken.
Slide 11 - Slide
Opdracht 3
b .
Maak de zinnen kloppend.
De VOC had het alleenrecht op de handel met Azië. Dat betekent dat andere bedrijven uit de Republiek wel / niet mochten handelen met Oost-Indië. Die regel gold wel / niet voor bedrijven uit andere Europese landen. De VOC kreeg dus wel te maken met bijvoorbeeld Nederlandse / Portugese handelaren, die ook koopwaar uit Oost-Indië wilden halen. De Portugezen waren dus wel / geen concurrenten van de VOC.
Slide 12 - Slide
Opdracht 3
b .
Maak de zinnen kloppend.
De VOC had het alleenrecht op de handel met Azië. Dat betekent dat andere bedrijven uit de Republiek wel / niet mochten handelen met Oost-Indië. Die regel gold wel / niet voor bedrijven uit andere Europese landen. De VOC kreeg dus wel te maken met bijvoorbeeld Nederlandse / Portugese handelaren, die ook koopwaar uit Oost-Indië wilden halen. De Portugezen waren dus wel / geen concurrenten van de VOC.
Slide 13 - Slide
Opdracht 3
Slide 14 - Slide
Opdracht 4
a.
In welk jaar werd de VOC opgericht en in welk jaar de WIC?
Slide 15 - Slide
Opdracht 4
a.
In welk jaar werd de VOC opgericht en in welk jaar de WIC?
De VOC in 1602 en de WIC in 1621.
Slide 16 - Slide
Opdracht 4
b.
Wat waren twee overeenkomsten tussen de WIC en de VOC?
□ A Beide compagnieën brachten hun handelswaar naar Amerika.
□ B Beide compagnieën hadden het alleenrecht op de handel in een bepaald gebied.
□ C Beide compagnieën voeren met grote handelsschepen op Oost-Indië.
□ D Beide compagnieën waren opgericht door kooplieden uit de Republiek.
□ E Beide compagnieën waren opgericht om specerijen te halen.
Slide 17 - Slide
Opdracht 5
De VOC en de WIC speelden een belangrijke rol in de wereldeconomie. Welke zin past daarbij?
A Ze brachten overal in de wereld veel rijkdom.
B Ze handelden in producten die uit verschillende werelddelen kwamen.
C Ze werkten samen met andere Europese handelaren, zoals de Portugezen.
Slide 18 - Slide
Opdracht 5
De VOC en de WIC speelden een belangrijke rol in de wereldeconomie. Welke zin past daarbij?
A Ze brachten overal in de wereld veel rijkdom.
B Ze handelden in producten die uit verschillende werelddelen kwamen.
C Ze werkten samen met andere Europese handelaren, zoals de Portugezen.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Wat doen we vandaag?
- Markeren tekst blz. 80.
- Kort filmpje over 'Fort Elmina'.
- Antwoorden bekijken (huiswerkopdrachten)
- Aan de slag met de opdrachten voor de volgende les.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Opdracht 6
Het schema op de volgende bladzijde laat de driehoekshandel zien. Daarin werden slaven gezien als handelswaar.
a.
Schrijf telkens op welke handelswaar werd vervoerd.
b.
Waar verkochten handelaren (als het meezat) hun handelswaar met winst? Zet een sterretje (*) op die plek.
Slide 24 - Slide
Opdracht 6a/b
Driehoekshandel : Dat was de handel tussen West-Afrika, Amerika en Europa.
- Vanuit Europa - geweren, alcohol en koperen voorwerpen.
- Vanuit Afrika - slaven.
- Vanuit Amerika - rietsuiker, tabak en koffie.
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Slavenschip
Slide 27 - Slide
Opdracht 6
c.
Op welke twee manieren verdiende de WIC aan slaven?
- De WIC verdiende aan de slavenhandel.
- Ze verdiende aan de verkoop van de producten die slaven verbouwden op de plantages zonder daar geld voor te krijgen.
Slide 28 - Slide
Opdracht 7
a.
Waarom lieten Europeanen slaven uit Afrika naar Amerika komen om te werken op de plantages? Gebruik in je antwoord de woorden: indianen • plantages • slaven.
Indianen stierven door ziektes of door het zware werk. Daardoor waren er te weinig arbeiders die op de plantages konden werken, en werden mensen uit Afrika gehaald om als slaven te werken.
Slide 29 - Slide
Opdracht 7
b.
Wat vind jij: past het woord ‘migratie’ bij de komst van Afrikanen in Amerika? Leg je antwoord uit.
Het woord ‘migratie’ betekent:
Slide 30 - Slide
Opdracht 7
b.
Wat vind jij: past het woord ‘migratie’ bij de komst van Afrikanen in Amerika? Leg je antwoord uit.
Het woord ‘migratie’ betekent: het verhuizen van het ene naar het
andere land.
Dat woord past volgens mij wel / niet bij de komst van Afrikanen in Amerika, want ....
Slide 31 - Slide
Opdracht 7
b.
Dat woord past volgens mij wel / niet bij de komst van Afrikanen in Amerika, want
niet, want ‘verhuizen’ is wat je uit vrije wil doet.
wel, migreren doen mensen vaak niet uit vrije wil. Ze gaan bijvoorbeeld vanwege armoede of oorlog, of worden gedwongen zoals tot slaaf gemaakte mensen.
Slide 32 - Slide
Opdracht 8
Wat gebeurde er met mensen die tot slaaf werden gemaakt? Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Een man wordt ontvoerd uit zijn dorp.
B Hij werkt onder leiding van de opzichters op een plantage.
C Hij wordt naar Amerika vervoerd.
D Hij wordt op een slavenmarkt gekocht door een eigenaar van een plantage.
E Hij wordt verkocht aan Europese slavenhandelaren.
De juiste volgorde is: A, E, C, D, B.
Slide 33 - Slide
blz. 82
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Video
Opdracht 10a
Voor de luie leerling: overnemen;
Voor de actieve leerling: controleren.
Slide 36 - Slide
Opdracht 10b
Slide 37 - Slide
Opdracht 10c
Slide 38 - Slide
huiswerk
H5.3 | De Gouden Eeuw
lezen Blz. 84 – 91
maken opdrachten 3 t/m 7a
