Afronden thema Gaswisseling

Verbranding en ademhaling
Goedemorgen 

Ga naar de Lesson UP
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verbranding en ademhaling
Goedemorgen 

Ga naar de Lesson UP

Slide 1 - Slide

Deze les
  1. Terugblik vorige les
2. Opdracht leerdoelen
3. Test jezelf via biologie voor Jou

Slide 2 - Slide

Vogels, Reptielen en zoogdieren
  • Gaswisseling via longen

  • Reptielen: koudbloedige dieren

  • Zoogdieren: warmbloedige dieren

Slide 3 - Slide

Longen
Kieuwen
Celmembraan
Tracheeen
Huid
Zoogdieren
Insecten
Vissen
Eencelligen
Reptielen
Vogels
Jonge amfibieën
Volwassen amfibieën

Slide 4 - Drag question

Bij het klokdiertje(zie foto) vindt stofwisseling plaats via het celmembraan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Een pad heeft longen, via welk ander orgaan vindt bij een pad ook gaswisseling plaats.
A
Via de mond
B
Via de staart
C
Via de huid
D
Via de ogen

Slide 6 - Quiz

Bij het pantoffeldiertje vindt gaswisseling plaats via het celmembraan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Bij muggenlarven vindt gaswisseling plaats via het celmembraan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

hoe heet het ademhalingsstelsel van een insect?
A
long
B
kieuw
C
trachee
D
maag

Slide 9 - Quiz

hoe halen vissen adem
A
met tracheeën
B
met longen
C
met kieuwen
D
ze halen geen adem

Slide 10 - Quiz

In de winter vindt er in het lichaam van de meeste warmbloedige dieren:
A
Geen verbranding plaats
B
Minder verbranding plaats dan in de zomer
C
Evenveel verbranding plaats als in de zomer
D
Meer verbranding plaats dan in de zomer

Slide 11 - Quiz

Zijn vleermuizen koudbloedige of warmbloedige dieren?
A
koudbloedige dieren
B
warmbloedige dieren

Slide 12 - Quiz

Tim zegt: Als dieren altijd dezelfde lichaamstemperatuur hebben, zijn ze warmbloedig
Karen zegt: Warmbloedige dieren hebben in een warme omgeving een hogere lichaamstemperatuur dan in een koude omgeving
A
beide hebben gelijk
B
beide hebben ongelijk
C
Tim: waar Karen: nietwaar
D
Tim: nietwaar Karen: waar

Slide 13 - Quiz

Opdracht leerdoel
Doel opdracht: Je geeft uitleg over je leerdoel

Stap 1: Lees de tekst en bekijk de afbeeldingen
Stap 2: Maak gebruik van een woordweb, tekening en/ of tekst 
Stap 3: Verwerk je info op een poster
Stap 4: Geef uitleg over je leerdoel

Slide 14 - Slide