KT Rekenen en meetkunde

Deze les
Vaardigheden nieuwe hoofdstuk
Uitleg metriek stelsel (omrekenen)
Quiz metriek stelsel
Zelf aan de slag
1 / 86
next
Slide 1: Slide
WiskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 6

This lesson contains 86 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Deze les
Vaardigheden nieuwe hoofdstuk
Uitleg metriek stelsel (omrekenen)
Quiz metriek stelsel
Zelf aan de slag

Slide 1 - Slide

Rekenen en meetkunde
Ik kan lengte- en gewichtsmaten en tijd omrekenen.
Ik kan met negatieve getallen rekenen.
Ik kan kwadraten en wortels berekenen.
Ik kan rekenen met een verhoudingstabel.
Ik kan met schaal rekenen.
Ik kan met tijd en snelheid rekenen.
Ik kan met massa en dichtheid rekenen.
Ik kan machten berekenen.
Ik kan getallen omschrijven naar de wetenschappelijke notatie.

Slide 2 - Slide

Rekenen en meetkunde
Ik kan lengte- en gewichtsmaten en tijd omrekenen.
Ik kan met negatieve getallen rekenen.
Ik kan kwadraten en wortels berekenen.
Ik kan rekenen met een verhoudingstabel.
Ik kan met schaal rekenen.
Ik kan met tijd en snelheid rekenen.
Ik kan met massa en dichtheid rekenen.
Ik kan machten berekenen.
Ik kan getallen omschrijven naar de wetenschappelijke notatie.

Slide 3 - Slide

Omrekenen
3 cm = ... mm

5 km = .... m

400 dm = ... m

600 m = ... km

Slide 4 - Slide

Omrekenen




4 kg = ... g

3000 mg = ... g

5 g = ... mg

Slide 5 - Slide

Omrekenen




2 uur = ... min

3 min = ... sec

3 600 sec = ... uur

Slide 6 - Slide

Hoeveel dagen zitten er in een week?
A
5
B
7
C
10
D
30

Slide 7 - Quiz

Er zit 500 gram snoep in een zak, hoeveel kilogram is dat?
A
500
B
50
C
5
D
0,5

Slide 8 - Quiz

Je maakt een wandeling van 3,5 km.
Je hebt nog 700 meter te gaan.
Hoeveel km heb je gelopen?
A
2,8
B
0,7
C
4,2
D
3,43

Slide 9 - Quiz

Je mag 150 minuten over je examen doen. Hoeveel uur is dat?
A
1,5
B
2
C
2,5
D
3

Slide 10 - Quiz

Een baby is 15 maanden oud. Hoeveel jaar is dat?
A
1 jaar
B
1 jaar en 3 maanden
C
1 jaar en 6 maanden
D
1 jaar en 9 maanden

Slide 11 - Quiz

Zelf aan de slag
Wat? 2.1A Metriek stelsel
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Volume Stil, muziek mag met playlist
Klaar? Nakijken
Gynzy Rekenvaardigheden 3KT 
- Wisselen van munten en biljetten t/m 100 euro
- Omrekenen van dagen, uren, minuten en seconden
- Omrekenen van eeuwen, jaren, maanden, weken en dagen
- Omrekenen van alle lengtematen
- Omrekenen van alle gewichtsmaten

Slide 12 - Slide

Deze les
Balspel tafels
Uitleg negatieve getallen
Zelf aan de slag

Slide 13 - Slide

Balspel tafels
Je gooit de bal en noemt een keersom.
Tafels 1 t/m 12
Goed is doorspelen
Fout is bal teruggooien en zitten.

Slide 14 - Slide

Negatieve getallen
Verschil tussen:

15˚C en - 2˚C

-6˚C en 8˚C

Slide 15 - Slide

Negatieve getallen
Verschil tussen:

15˚C en - 2˚C

-6˚C en 8˚C

Slide 16 - Slide

Warme en koude blokjes
in de ketel

  • Als de heks warme blokjes in de ketel gooit, dan wordt de temperatuur in de ketel hoger.

  • Als de heks koude blokjes in de ketel gooit, dan wordt de temperatuur in de ketel kouder.

Slide 17 - Slide

Warme en koude blokjes
in de ketel

  • Als de heks warme blokjes in de ketel gooit, dan wordt de temperatuur in de ketel hoger.

  • Als de heks koude blokjes in de ketel gooit, dan wordt de temperatuur in de ketel kouder.

Slide 18 - Slide

Deze les
Herhalen voorkennis (Quiz)
Afmaken werk / oefenen Gynzy

Slide 19 - Slide

Hoeveel graden is het temperatuurverschil tussen Rome en Warschau?
Rome: 8 °C
Warschau: -5 °C
A
3
B
13
C
-3
D
-13

Slide 20 - Quiz


7+8
A
-1
B
1
C
-15
D
15

Slide 21 - Quiz


710
A
-3
B
3
C
-17
D
17

Slide 22 - Quiz


1211
A
-1
B
1
C
-23
D
23

Slide 23 - Quiz

20 x -2 =
A
-18
B
18
C
-40
D
22

Slide 24 - Quiz

-7 × 6
A
-42
B
42
C
56
D
-56

Slide 25 - Quiz

(-4)² = ...
A
-16
B
16
C
-8
D
8

Slide 26 - Quiz

- 6² = ...
A
-12
B
12
C
-36
D
36

Slide 27 - Quiz

8² =
A
16
B
64
C
80
D
88

Slide 28 - Quiz

√25 =
A
2,5
B
5
C
12,5
D
25

Slide 29 - Quiz

-√49 =
A
-5
B
-7
C
7
D
kan niet

Slide 30 - Quiz

6² - √16 =
A
4
B
8
C
32
D
kan niet

Slide 31 - Quiz

(-4)² - √(3² - 5) =
A
2
B
14
C
8
D
21

Slide 32 - Quiz

Zelf aan de slag
Wat? 2.1 afmaken
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Volume Stil, muziek mag met playlist
Klaar? Nakijken
Gynzy Rekenvaardigheden 3KT 
- Vergelijken en ordenen van negatieve getallen
- Optellen en aftrekken met negatieve getallen
- Kwadrateren van getallen t/m 100
- Rekenen met worteltrekken

Slide 33 - Slide

Deze les
Uitleg verhoudingen en meetkunde
Zelf aan de slag

Slide 34 - Slide

Wat is een verhoudingstabel?

Slide 35 - Slide

Verhoudingstabel
Op een blik van 5 L muurverf staat dat je 30 m² kunt verven.
Bij een ander merk staat dat je met 8 L muurverf een oppervlakte van 50 m² kunt verven.
Bereken met verhoudingstabellen welk blik je het beste kunt kopen.
Inhoud (L)
Opp. (m²)
Inhoud (L)
Opp. (m²)

Slide 36 - Slide

Wat is de schaal?

Wat is de schaal?



Bereken hoe groot een mens (180 cm) op deze foto zou zijn.
Model (cm)
Echt(cm)

Slide 37 - Slide

Op de kaart
Werkelijke afstand = 1600 000


A. Bereken de schaal.
B. Bereken de werkelijke afstand bij 5 cm.
C. Bereken de afstand op de kaart bij 24 km.

Slide 38 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? 2.2A Meetkunde en verhoudingen
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Volume Stil, muziek mag met playlist
Klaar? Nakijken
Gynzy Rekenvaardigheden 3KT 
- Rekenen met een verhoudingstabel met getallen t/m 100
Lezen/tekenen

Slide 39 - Slide

Deze les
Uitleg vergroten
Zelf aan de slag

Slide 40 - Slide

Een pasfoto is nu 2,5 cm breed.
Oma wil de foto vergroten en ophangen in een lijst die 8 keer zo groot is.
Hoe breed moet de foto worden?
A
10,5 cm
B
16 cm
C
20 cm
D
24 cm

Slide 41 - Quiz

Yari fiets een route van 6 km naar school.
Pleun haar route is 1,5 keer zo lang.
Hoe lang is de route van Pleun?
A
7,5 km
B
9 km
C
12 km
D
18 km

Slide 42 - Quiz

Jesse is 15 jaar oud.
Zijn opa is 75 jaar.
Hoeveel keer zo oud is zijn opa?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 43 - Quiz

De puzzel van Hannah is 30 cm breed.
De puzzel van haar moeder is 90 cm breed.
Hoeveel keer zo breed is de puzzel van Hannah's moeder?
A
3
B
30
C
6
D
60

Slide 44 - Quiz

Vergroting
2,5 cm
20 cm
x 8
x vergrotingsfactor

Slide 45 - Slide

Vergroting
2,5 cm
20 cm
8
vergrotingsfactor

Slide 46 - Slide

Vergroting
30 cm
90 cm
x ?
vergrotingsfactor
Vergrotingsfactor = beeld : origineel
Vergrotingsfactor = 90 : 30 = 3

Slide 47 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? 2.2B Vergroten
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Volume Stil, muziek mag met playlist
Klaar? Nakijken
Gynzy Rekenvaardigheden 3KT 
- Rekenen met een verhoudingstabel met getallen t/m 100
Lezen/tekenen

Slide 48 - Slide

Deze les
Terugblik verhoudingen
Uitleg tijd/snelheid
Zelf aan de slag

Slide 49 - Slide

Wat is een verhoudingstabel?

Slide 50 - Slide

Rekenen met tijd
1 dag = 24 uur                 1 uur = 60 min                 1 min = 60 sec

2 dagen = ... uur
1 uur = ... sec
240 min = ... uur
435 sec = ... min

Slide 51 - Slide

Snelheid in   m/s   of   km/u
18 km/u = ... m/s

100 km/u = ... m/s

5 m/s = ... km/u

Slide 52 - Slide

Snelheid is verhouding
Jens traint voor een marathon. Hij heeft 9 km gerent in 45 min. 
Bereken zijn snelheid in km/u.
1 min.
60 min.

Slide 53 - Slide

Snelheid is verhouding
Mensen lopen gemiddeld 5 km/u. Hoeveel km loop je in 25 min?
1 min.
60 min.
5 km.
1 uur
25 min.

Slide 54 - Slide

Snelheid is verhouding
De afstand van huis naar school is 25 km. 
Gemiddeld fiets je 17 km/u. Hoe lang doe je over deze fietstocht?
1 km.
60 min.
17 km.
1 uur
25 km.

Slide 55 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? 2.2C Tijd/snelheid
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Volume Stil, muziek mag met playlist
Klaar? Nakijken
Gynzy Rekenvaardigheden 3KT 
- Rekenen met een verhoudingstabel met getallen t/m 100
Lezen/tekenen

Slide 56 - Slide

Deze les
Terugblik tijd/snelheid
Uitleg massa/dichtheid
Zelf aan de slag

Slide 57 - Slide

Snelheid is verhouding
Jens traint voor een marathon. Hij heeft 9 km gerent in 45 min. 
Bereken zijn snelheid in km/u.
1 min.
60 min.

Slide 58 - Slide

Dichtheid is verhouding
Een houten schap weegt 8,7 kg. Bereken hoeveel cm³ de schap                                                                      is.
massa (g)
inhoud (cm³)

Slide 59 - Slide

Dichtheid is verhouding
Je hebt voor een kunstwerk 89 cm³ aluminium nodig. 
                                                          Bereken hoe zwaar dit is.
massa (g)
inhoud (cm³)

Slide 60 - Slide

Dichtheid is verhouding
Je hebt voor een kunstwerk 89 cm³ aluminium nodig. 
                                                          Hoeveel zwaarder zou hetzelfde                                                                    kunstwerk van ijzer zijn?
massa (g)
inhoud (cm³)

Slide 61 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? 2.2D Massa/dichtheid
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Volume Stil, muziek mag met playlist
Klaar? Nakijken
Gynzy Rekenvaardigheden 3KT 
Lezen/tekenen

Slide 62 - Slide

Deze les
Terugblik kwadraten
Uitleg machten
Zelf aan de slag

Slide 63 - Slide

4² =
A
8
B
16
C
24
D
42

Slide 64 - Quiz

7² =
A
14
B
27
C
49
D
72

Slide 65 - Quiz

(-5)² =
A
-10
B
10
C
-25
D
25

Slide 66 - Quiz

-6² =
A
-12
B
12
C
-36
D
36

Slide 67 - Quiz

Slide 68 - Slide

Bereken
5³ = 5 × 5 × 5 = ...

2⁵ = 


Slide 69 - Slide

Machten en negatieve getallen
(-5)³ = -5 × -5 × -5 = ...

(-5)4 = -5 × -5 × -5 × -5 = ...

-2⁵ = - 2 × 2 × 2 × 2 × 2 = ...




Slide 70 - Slide

Machten
10³ = 

106 =





Slide 71 - Slide

()        Haakjes   
+ -      Plus en min
x  :      Keer en gedeeld door
 Machten en wortels
13
Rekenvolgorde

Slide 72 - Slide

Machten en rekenvolgorde
3² + (-5)³ = 

(9 - 3)² + (-2)³ =

(24 - 7)² =




Slide 73 - Slide

Wetenschappelijke notatie





Hier staat dus 41 000
1 cijfer vóór de komma
Exponent: Aantal plaatsen dat de komma verplaatst
Basis

Slide 74 - Slide

Wetenschappelijke notatie



4,1 × 104 = 41 000  
2,8 × 107 = ...            
3,001 × 105 = ...                
                  
1 cijfer vóór de komma
Exponent: Aantal plaatsen dat de komma verplaatst
Basis

Slide 75 - Slide

Wetenschappelijke notatie



6500  =  6,5 × 103 
7 900 000 = ...                        
80 500 = ...                  
                  
1 cijfer vóór de komma
Exponent: Aantal plaatsen dat de komma verplaatst
Basis

Slide 76 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? 2.3B Wetenschappelijke notatie - grote getallen
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Volume Stil, muziek mag met playlist
Klaar? Nakijken
Gynzy Rekenvaardigheden 3KT 
Lezen/tekenen

Slide 77 - Slide

Deze les
Terugblik wetenschappelijke notatie - grote getallen
Uitleg kleine getallen
Zelf aan de slag

Slide 78 - Slide

Wetenschappelijke notatie





Hier staat dus 41 000
1 cijfer vóór de komma
Exponent: Aantal plaatsen dat de komma verplaatst
Basis

Slide 79 - Slide

Wetenschappelijke notatie



2,8 × 107 = ...            
305 000 = ...           
                  
1 cijfer vóór de komma
Exponent: Aantal plaatsen dat de komma verplaatst
Basis

Slide 80 - Slide

Wetenschappelijke notatie met kleine getallen
5,0 × 10-7
1 cijfer vóór de komma
Exponent: Aantal plaatsen dat de komma verplaatst
Basis

Slide 81 - Slide

Wetenschappelijke notatie met kleine getallen
5,0 × 10-7

6,8 × 10-4 =
2,14 × 10-9 = 
0,0000043 = 
0,0000303 =
1 cijfer vóór de komma
Exponent: Aantal plaatsen dat de komma verplaatst
Basis

Slide 82 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? 2.3C Wetenschappelijke notatie - kleine getallen
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Volume Stil, muziek mag met playlist
Klaar? Nakijken
Gynzy Rekenvaardigheden 3KT 
Lezen/tekenen

Slide 83 - Slide

Deze les
Kennen en kunnen
Zelf aan de slag

Slide 84 - Slide

Kennen en kunnen
Metriek stelsel omrekenen: lengte, gewicht, tijd.
Rekenen met: negatieve getallen, machten en wortel.
Verhoudingen in de meetkunde: schaal, snelheid, dichtheid.
Wetenschappelijke notatie gebruiken met grote en kleine getallen (omschrijven en rekenen)

Slide 85 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? 2.4B Oefenen
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Volume Stil, muziek mag met playlist
Klaar? Nakijken
Gynzy Rekenvaardigheden 3KT 
Lezen/tekenen

Slide 86 - Slide