Chapter 3 - writing lesson 3

Hello!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Hello!

Slide 1 - Slide

Today's lesson
Lesson goals:



  • You're able to write about everyday aspects of your environment.
  • You're able to write with connected sentences when writing about your environment.
  • You're able to give detailed descriptions of familiar subjects.

  • You know what you have to study for the unit test.
  • You know what to study for the reading test.
  • You know how to study for both tests.

Slide 2 - Slide

Timetable
Final lesson on writing
  • 5 minutes - walk in
  • 15 minutes - test instruction
  • 10 minutes - recap modal verbs 
  • 15 minutes  - finish paragraph 5; writing 
  • 5 minutes - homework instruction

Slide 3 - Slide

Test instruction - unit toets 

Woordjes:                         4x
  • Vertalen
  • Invullen 
  • vertalen + invullen

Future: zinnen afmaken [5 opties] Vertrouw op je gevoel. 1x

Adjectives/adverbs: zinnen afmaken. Jij moet a.d.h.v. de zin bepalen welke woordsoort van toepassing is. 1

Modal verbs: vertaal de zinsdelen tussen haakjes met het juiste werkwoord 2x 

Expressions: vertaal een deel van de zin. 1x
Tenses:                                                      1x
  • present perfect continuous 
  • future
  • past simple
  • past continuous 
  • past perfect 

Writing: Je krijgt een vrije schijfopdracht van 150-200 woorden. Het onderwerp blijft geheim. Wel krijg je samen met het onderwerp een aantal punten die je moet verwerken in de opdracht. Deze kunnen je helpen omdat ze je vertellen waar je allemaal over moet schrijven.
Tip als je tijd hebt: pak eerst een kladpapier en schrijf hier wat woorden, losse zinnen, hersenspinsels op. 

LEES GOED WAT ER STAAT EN WAT ER GEVRAAGD WORDT!

Qua opmaak geen verschil tussen HAVO en VWO. Wel in inhoud
Info wordt toegevoegd aan Magister [bij 1 april 2022]

Slide 4 - Slide

Test instruction - leestoets
  • In de proefwerkweek krijgen jullie weer een leestoets. 
  • Ter voorbereiding hierop heb ik eenzelfde soort toets voor jullie gevonden. 
  • We gaan hier in de les aan werken. De hele toets in 1 les gaat niet lukken; maak de toets zelf thuis af.
  • Je ontvangt een papieren kopie. Ik zet hem ook op magister [bij datum toets] incl. antwoorden. 
  • Besteed tijdens de voorbereiding voor de leestoets ook tijd aan het werken met een woordenboek. 

Slide 5 - Slide

We have spent the last two lessons on modal verbs. Which ones can you remember?

Slide 6 - Mind map

can, could, may, might, to be able to,
to be allowed to
  • Wat betekent het?
  • Zou kunnen of zou  mogen
  • 4 scenario's 

Slide 7 - Slide

4 scenario's
      [zou] kunnen:
  1. Iets is mogelijk
    -> can, could, may, might
  2. Je hebt het vermogen, de vaardigheid of de mogelijkheid om iets te doen
    -> can, could, to be able to 

    [zou] mogen
  3.  Je hebt toestemming om iets te doen
    -> can, could, may, to be allowed to
  4. Je stelt een beleefde vraag
    -> can, could, may, might [vaak i.c.m. please]

Slide 8 - Slide

Iets is mogelijk
  • Can, could, may, might

  • Can -> het is waarschijnlijk
  • Could -> het is iets minder waarschijnlijk
  • May -> het is nog minder waarschijnlijk
  • Might- > het is bijna onwaarschijnlijk 

Slide 9 - Slide

Je hebt het vermogen, de vaardigheid of de mogelijkheid om iets te doen
  • Can, could, to be able to 

  • Can -> alleen in the present simple
  • Could -> voor iets wat mogelijk zou kunnen + verleden tijd van can [I couldn't do it]
  • To be able to ->  kan altijd [betekenis; in staat zijn om]

Slide 10 - Slide

 Je hebt toestemming om iets te doen
  • Can, could, may, to be allowed to 

  • Can -> alleen in the present simple
  • Could -> verleden tijd van can
  • May -> formele versie van can [denk aan the Queen] 
  • To be allowed to -> kan altijd [betekent letterlijk dat je toestemming hebt]

Slide 11 - Slide

Je stelt een beleefde vraag
  • Can, could, may, might + vaak 'please'

  • Klimt op in gradatie van informeel naar formeel

  • Can I?
  • Could I?
  • May I?
  • Might I?

Slide 12 - Slide

have to, must, should
  • drie scenario's
  1. Je zegt dat iets noodzakelijk is
    -> have to, must
  2. Je zegt dat iets niet anders kan
    -> must
  3. Je geeft advies 
    -> should 

Slide 13 - Slide

Iets kan echt niet anders
  • Must [nooit have to]

  • Je geeft aan dat iets echt niet anders kan 

  • ''You must be exhausted after three days without sleep.''

Slide 14 - Slide

Je geeft advies
  • Should

  • Om advies te geven of om aan te geven dat iets [eigenlijk] zou  moeten 

  • ''If you want higher marks, you should pay better attention at school. ''

Slide 15 - Slide

Iets moet/is noodzakelijk
  • Have to of must

  • Have to -> iets is noodzakelijk
  • Must -> formeler en dwingener dan have to. Vaak bij wetten, regels of bevelen 

Slide 16 - Slide

HAVO

  • Study expressions [study box page 138]
  • Do exercise 7, 8, 9 
  • Pair up [with a HAVO buddy] and do exercise 11

VWO

  • Study expressions [study box page 140]
  • Do exercise 7, 8, 9 
  • Pair up [with a VWO buddy] and do exercise 11

Slide 17 - Slide

HAVO

  • Study expressions [study box page 138]
  • Do exercise 7, 8, 9 
  • Pair up [with a HAVO buddy] and do exercise 11

HOMEWORK = finish this work
VWO

  • Study expressions [study box page 140]
  • Do exercise 7, 8, 9 
  • Pair up [with a VWO buddy] and do exercise 11

HOMEWORK = finish this work

Slide 18 - Slide