Les 9 van de planner

Lessonup.app
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lessonup.app

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je hebt kennis gemaakt met de theorie over het bijvoeglijk naamwoord

- Je kunt het bijvoeglijk naamwoord toepassen in de bijbehorende opdrachten

Slide 2 - Slide

Wat is de functie van een bijvoeglijk naamwoord?
(In het Nederlands)

Slide 3 - Open question

Verzin een Nederlandse zin waarin een bijvoeglijk naamwoord staat.

Slide 4 - Open question

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord (een woord waar je de/het/een vóór kunt zetten óf personen)

Voorbeeld:
De rode bal. 
Rode = het bijvoeglijk naamwoord
Het zegt iets over: de bal (zsnw)

Jessica is blond. 
Blond = het bijvoeglijk naamwoord
Het zegt iets over: Jessica (zsnw)


Slide 5 - Slide

In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort aan. Dat ziet er zo uit:


Mannelijk enkelvoud
Le - woorden

___
Vrouwelijk enkelvoud
La- woorden

E
Mannelijk meervoud
Le - woorden (mv)

S
Vrouwelijk meervoud
La- woorden (mv)

ES

Slide 6 - Slide

Deze bijvoeglijke naamwoorden heb je al geleerd:
Simple (simpel, eenvoudig)
Vite (snel)
Cher (duur)
Pratique (handig, praktisch)
Seul (alleen)
Autre (andere)
Parfait (perfect)
Content (tevreden)

Slide 7 - Slide

Maar soms moet je ze dus aanpassen
Simple, simples
Vite, vites
Cher, chère, chers, chères
Pratique, pratiques
Seul, seule, seuls, seules
Autre, autres
Parfait, parfaite, parfaits, parfaites
Content, contente, contents, contentes

Je gebruikt nóóit een dubbele E of een dubbele S!
Simplee (vr enk.), simplees (vr mv.) = niet correct!


Mannelijk enkelvoud 
Le-woorden

___

Vrouwelijk enkelvoud
La-woorden

E
Mannelijk meervoud
Le-woorden (mv)

S
Vrouwelijk meervoud
La-woorden (mv)

ES

Slide 8 - Slide

In de praktijk
Adrien est petit.
Adrien is een jongen (mannelijk woord), dus je gebruikt
de mannelijk enkelvoudige vorm.

Juliëtte est petite
Juliëtte is een meisje (vrouwelijk woord),dus je gebruikt
de vrouwelijk enkelvoudige vorm (+ e).


Mannelijk enkelvoud 
Le-woorden

___

Vrouwelijk enkelvoud
La-woorden

E
Mannelijk meervoud
Le-woorden (mv)

S
Vrouwelijk meervoud
La-woorden (mv)

ES

Slide 9 - Slide

In de praktijk (personen)
Ils sont petits.
Ils = mannelijk meervoud, dus je gebruikt
de mannelijk meervoudige vorm (+ s).

Elles sont petites. 
Elles = vrouwelijk meervoud, dus je gebruikt
de vrouwelijk meervoudige vorm (+ es). 


Mannelijk enkelvoud 
Le-woorden

___

Vrouwelijk enkelvoud
La-woorden

E
Mannelijk meervoud
Le-woorden (mv)

S
Vrouwelijk meervoud
La-woorden (mv)

ES

Slide 10 - Slide

In de praktijk (dingen)
Le t-shirt est bleu. 
Le t-shirt = mannelijk enkelvoud, dus je gebruikt
de mannelijk enkelvoudige vorm. 

La robe est bleue. 
La robe = vrouwelijk enkelvoud, dus je gebruikt
de vrouwelijk enkelvoudige vorm (+ e). 


Mannelijk enkelvoud 
Le-woorden

___

Vrouwelijk enkelvoud
La-woorden

E
Mannelijk meervoud
Le-woorden (mv)

S
Vrouwelijk meervoud
La-woorden (mv)

ES

Slide 11 - Slide

In de praktijk (dingen)
Les t-shirts sont bleus. 
Les t-shirts = mannelijk meervoud, dus je gebruikt
de mannelijk meervoudige vorm (+ s).

Les robes sont bleues. 
Les robes = vrouwelijk meervoud, dus je gebruikt
de vrouwelijk meervoudige vorm (+ es). 


Mannelijk enkelvoud 
Le-woorden

___

Vrouwelijk enkelvoud
La-woorden

E
Mannelijk meervoud
Le-woorden (mv)

S
Vrouwelijk meervoud
La-woorden (mv)

ES

Slide 12 - Slide

Il porte un jean _______ (noir).

Slide 13 - Open question

Elle mange une pomme _________ (vert).

Slide 14 - Open question

Jules et Paul sont __________ (intelligent).

Slide 15 - Open question

Elsa et Lisa sont __________ (grand).

Slide 16 - Open question

Les devoirs
Leren:
- Vocabulaire A, B, E, F
- Le passé composé
- De getallen t/m 100
- Het bijvoeglijk naamwoord

Maken:
- Opdracht 31 t/m 34

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide