Voorzetsels 3e naamval

Voorzetsels 3e naamval
Schema naamvallen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorzetsels 3e naamval
Schema naamvallen

Slide 1 - Slide

aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na / naar 

seit = sinds
von = van
zu = naar

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

der - groep

der, die, das = de, het
dies- = deze, die, dit, dat
jed- = iedere, elke
welch- = welke
alle = alle

Slide 4 - Slide

ein - groep (1)
ein- = een
kein- = geen
mein- = mijn
dein- = jouw
sein- = zijn

Slide 5 - Slide

ein - groep (2)
ihr- = haar
unser- = ons, onze
euer- = jullie
ihr- = hun
Ihr- = uw

Slide 6 - Slide

samenvoegen
  • bei + dem = beim
  • von + dem = vom
  • zu + dem = zum
  • zu + der = zur

Slide 7 - Slide

oefenen 1

Slide 8 - Slide

Ich habe dich mit (de) Hund (m) gesehen.
A
dem
B
der
C
den
D
die

Slide 9 - Quiz

Zu (het) Haus (o) gehört ein großer Garten.
A
dem
B
der
C
den
D
die

Slide 10 - Quiz

Sie bekam ein Kompliment von (de) Lehrerin (v).
A
dem
B
der
C
den
D
die

Slide 11 - Quiz

Simon und Leila gehen nach (de) Großeltern (mv) ins Haus.
A
dem
B
der
C
den
D
die

Slide 12 - Quiz

Oefenen 2

Slide 13 - Slide

Ich habe es von (zijn) Schwester (v) gehört.

Slide 14 - Open question

Er war mit (mijn) Bruder (m) in derselben Schule.

Slide 15 - Open question

Mit (haar) Oma (v) haben wir viel gelacht.

Slide 16 - Open question

Bei (jouw) Schule (v) ist ein Unfall passiert.

Slide 17 - Open question

Der Vater hat das von (zijn) Kinder_ geschenkt bekommen.

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide