SER-ESTAR-HAY

Bienvenidos
1 / 40
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bienvenidos

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • hay, estar/ ser
  • het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Slide

Deze week herhalen we:
HET VERSCHIL TUSSEN
SER, ESTAR, HAY 

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je SER (zijn)?
  • identificeren en definiëren (wie, wat)
  • naam, herkomst, beroep
  • eigenschappen
  • kleur, materiaal
  • datum en tijdstip
  • prijs
  • bezit


Slide 4 - Slide

Het rijtje van SER:
YO                                       SOY 
TÚ                                      ERES
ÉL, ELLA, USTED           ES 
NOSOTROS-AS              SOMOS
VOSOTROS-AS              SOIS
ELLOS-AS USTEDES    SON 

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je ESTAR (zijn)?
  • plaatsaanduiding
  • tijdelijke toestand
  • hoe het met iemand gaat

Slide 6 - Slide

Het rijtje van ESTAR:
YO                                      ESTOY
TÚ                                       ESTÁS
ÉL, ELLA, USTED           ESTÁ
NOSOTROS-AS              ESTAMOS
VOSOTROS-AS              ESTÁIS
ELLOS-AS, USTEDES  ESTÁN 

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je HAY (er is, er zijn)?
Hay wordt gebruikt om een nog onbekende zaak te introduceren.
HAY + ONBEPAALD LIDWOORD:            Hay un estadio de fútbol.
HAY + GETALLEN:                                          Hay 20 chicas en la clase.
HAY + ONBEPAALDE HOEVEELHEDEN:   
Hay muchas tiendas en el centro de Eindhoven.

Slide 8 - Slide

Het rijtje van HAY:
Hay is onveranderlijk en betekent ER IS, ER ZIJN 
Je hoeft dus geen rijtje te leren!

Slide 9 - Slide

Wat iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER

Slide 10 - Drag question

Onbepaalde lidwoorden
Kleur, materiaal, tijd, datum, bezit
Tijdelijke toestand
HAY
ESTAR
SER

Slide 11 - Drag question

¡Vamos a practicar!

Slide 12 - Slide

Vul de juiste vorm van SER in: Mis amigos ... holandeses.
A: es
B: eres
C: soy
D: son
A
es
B
eres
C
soy
D
son

Slide 13 - Quiz

Yo... deportista (sportief).
A: eres
B: soy
C: somos
D: sois
A
eres
B
soy
C
somos
D
sois

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm van ESTAR in: Yo... enamorado (verliefd).
A: estoy
B: estás
C: está
D: estamos
A
estoy
B
estás
C
está
D
estamos

Slide 15 - Quiz

Hola chicos ¿dónde ... vosotros?
A: estáis
B: estamos
C: está
D: estás
A
estáis
B
estamos
C
está
D
estás

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm van SER, of ESTAR in: Yo... cansado. (ik ben moe)
A: estoy
B: soy
C: estamos
D: somos
A
estoy
B
soy
C
estamos
D
somos

Slide 17 - Quiz

Hola chicos ¿cómo...?
A: sois
B: estáis
C: hay
D: estamos
A
sois
B
estáis
C
hay
D
estamos

Slide 18 - Quiz

¿Cuántas chicas... en la clase de español?
A: sois
B: estamos
C: hay
D: eres
A
sois
B
estamos
C
hay
D
eres

Slide 19 - Quiz

Mis amigos ... en el cine.
A: son
B: eres
C: hay
D: están
A
son
B
eres
C
hay
D
están

Slide 20 - Quiz

¿Hay, Ser o Estar?
"En el camping ___________ tiendas".
A
están
B
son
C
hay
D
estar

Slide 21 - Quiz

Kies hay, ser of estar:
Mis padres __________ en Róterdam.

Slide 22 - Open question

Kies hay, ser of estar:
Brenda y yo ___________ amigas.

Slide 23 - Open question

Kies hay, ser of estar:
"_____ muchas bicicletas en Holanda".

Slide 24 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets van het zelfstandig naamwoord.
Kijk op pagina 36 in het boek

Slide 25 - Slide

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.
"Las playas ...................
A
Blanco
B
Blancos
C
Blanca
D
Blancas

Slide 26 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

los niños....
A
pequeño
B
pequeños
C
tranquila
D
pequeñas

Slide 27 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

La chica .....
A
feo
B
bonitas
C
bonitas
D
fea

Slide 28 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

las clases...
A
difícil
B
difíciles
C
difícilas
D
difícilos

Slide 29 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

La catedral....
A
granda
B
grando
C
grande
D
grand

Slide 30 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

el precio ....
A
actual
B
actualo
C
actuala
D
actuale

Slide 31 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

los museos....
A
interesantos
B
interesantes
C
interesanta
D
interesantas

Slide 32 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

Los chicos.....
A
tranquilas
B
tranquilos
C
bonitas
D
feas

Slide 33 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

La estación.....
A
tranquila
B
tranquilo
C
bonitas
D
feas

Slide 34 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

Las casas ....
A
modernos
B
modernas
C
modernes
D
moderno

Slide 35 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

...... museos
A
pocos
B
pocas
C
poces
D
poca

Slide 36 - Quiz

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in

...... libros
A
muchas
B
mucho
C
muches
D
muchos

Slide 37 - Quiz

Biblioteca
Farmacia
Pasteles
manzana
carne

Slide 38 - Drag question

Hay
Está
Están
Lejos de
Cerca de
Enfrente de
Delante de
Al lado de
Entre

Slide 39 - Slide

¿Qué habéis aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 40 - Slide