Can, Could en to be able to

Can, Could, To be able to
Grammar chapter 5
Stepping stones 4th edition
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Can, Could, To be able to
Grammar chapter 5
Stepping stones 4th edition

Slide 1 - Slide

Wat betekenen can & could in het NE?

Slide 2 - Open question

Wat betekent 'to be able to'?

Slide 3 - Open question

Can/Could
She can skateboard very well.
He could skateboard like a pro.

can = kan, kunnen
could = kon/zou kunnen. Verleden tijd van can.

Slide 4 - Slide

Can/Could
Met can/could geef je aan dat je iets beheerst, bijvoorbeeld lopen of een vreemde taal spreken.
Ook gebruik je deze wwen als je praat over een vaardigheid.

I can speak two different languages.
He can play basketball.

Slide 5 - Slide

Could
Could is de verleden tijd van can.
Gebruik je ook voor suggesties en beleefde vragen.

You could ask her. > suggestie
Could you give me the salt, please? > beleefde vraag

Slide 6 - Slide

'To be able to'
Met 'to be able to' geef je aan dat je in staat bent om iets te doen. Dat kan een eigen keuze zijn of iets opgelegd van tijdelijke aard.
I couldn't help you yesterday, but I am able to you now. > eigen keuze
I could swim really fast, but I am not able to now.
 > opgelegd van tijdelijke aard.

Slide 7 - Slide

To be able to
Als iets jou tijdelijks wordt opgelegd van tijdelijke aard, dan betekent dat dat je het tijdelijk niet kunt maar later wel weer.
Voorbeelden:
I broke my leg, so I am not able to ride my bycicle.
She isn't able to swim because of her back injury.

Slide 8 - Slide

1. .... you give me the bill please?
A
Can
B
Could
C
Are you able to
D
Should

Slide 9 - Quiz

Vul in:
In the past she ... paint beautifully, but now she ....

Slide 10 - Open question

Oefenen
Exercise 3 van grammar op p28 AB.

Slide 11 - Slide

Wat vind je nog lastig als je dit onderwerp oefent?

Slide 12 - Open question