Exit-ticket les Verwijswoorden

Evaluatie 
les Verwijswoorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
GrammaticaISK

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Evaluatie 
les Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Wat is een verwijswoord
A
een woord waar je naar kunt wijzen
B
een woord dat verwijst naar iets anders

Slide 2 - Quiz

Welke verwijswoorden ken je?

Slide 3 - Mind map

Verwijswoord
Geen verwijswoord

die
haar
omdat
en
daardoor
tegen
hij
er
dus
daarom
hun

Slide 4 - Drag question

Hoe kun je vinden waar een verwijswoord naar verwijst?
A
Door te wijzen.
B
Door terug of vooruit te lezen.
C
Door de hele tekst te lezen.

Slide 5 - Quiz

Waar verwijst een verwijswoord naar?
A
naar iets
B
naar iemand
C
naar een gebeurtenis
D
naar een plek

Slide 6 - Quiz

Wat is het verwijswoord;

De vrouw kent haar man al 15 jaar.
A
vrouw
B
man
C
15 jaar
D
haar

Slide 7 - Quiz

Waar verwijst 'hun' naar:
De meisjes kunnen hun fiets niet vinden.
A
fiets
B
vinden
C
de meisjes
D
niet

Slide 8 - Quiz

Waar verwijst 'daarom' naar?

Het regent. Daarom blijf ik lekker thuis.
A
het regent
B
lekker
C
thuis
D
ik

Slide 9 - Quiz

In een zin herken ik goed de verwijswoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

Ik kan goed vinden waar een verwijswoord naar verwijst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

De volgende keer dat ik een verwijswoord zie, moet ik er goed op letten dat.......
(er is geen fout antwoord!)
A
ik eerst een vraag stel
B
ik goed terug of vooruit lees
C
ik goed zoek waar het naar verwijst

Slide 12 - Quiz

Ik kan nu zelf verwijswoorden gebruiken in een verhaaltje.
Dat ga ik zeker doen.
Dat ga ik proberen.
Ik weet niet of ik dat al kan.
Ik denk niet dat dat al lukt.
Dat gaat me zeker nog niet lukken.

Slide 13 - Poll

Wat ga ik de volgende keer anders doen (met verwijswoorden):

Slide 14 - Open question

Ik wil de volgende keer hulp als we een les met verwijswoorden hebben.
0100

Slide 15 - Poll