Grammar recap 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Grammar Recap

Past Simple, Future and prepositions of time

What do you know about the 'Past Simple'?

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
I ...(watch) Netflix yesterday

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
He ...(try) really hard to make a goal during the game.

Past simple (regelmatig)

Werkwoord + ed

play soccer --> played soccer

visit --> visited

Try --> Tried                       

vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
She ... (buy) a new guitar.

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
They...(to be) very rich.

Past Simple (onregelmatig)

Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm in de past simple

 

go --> went                                                         

have --> had                                                       

swim --> swam                                                                

Past Simple (To be)

I am --> I was

You are --> you were

He/she/it is--> he/she/it was

We/you/they are --> we/you/they were

Maak van de volgende zin een vragende zin: He plays soccer on Tuesdays.

Maak van de volgende zin een vragende zin: My father bought a new car.

Vragen maken in de Past Simple

'Did' zet je vooraan in de zin.

Daarna krijg je altijd het hele werkwoord, dus zonder -ed.

Bij onregelmatige werkwoorden krijg je weer de normale vorm.

voorbeeld:

(regelmatig) I cycled to school yesterday --> Did I cycle to school yesterday?

(onregelmatig) He ran 5 miles last night --> Did he run 5 miles last night?

Maak de volgende zin ontkennend: I watched a new movie last week.

Maak de volgende zin ontkennend: they swam across the ocean last year.

Ontkenning maken in de Past Simple

Didn't komt voor het hele werkwoord (zonder -ed)

voorbeeld:

You watched Netflix yesterday --> You didn't watch Netflix yesterday

Try to name a preposition of time in English (voorzetsel van tijd)

ON

IN

AT

Christmas

the evening

2014

may 5th

half past one

Saturday

Prepositions of time

On --> dagen & datums

In --> Maanden, jaartallen, seizoenen, dagdelen

At --> tijden, vaste uitdrukkingen

On monday --> dag

In april --> maand

at one o'clock --> tijd

What do you know about the 'Future'?

Vul in: 'will' of 'am going to'
I promise, I ...do my homework everyday!

Vul in: 'will' of 'is going to'
She .... watch a movie tomorrow night.

Vul in: 'will' of is 'going to'
The show ... start in five minutes.

Vul in: ''won't'' of 'is not going to'
Look outside! It ... rain today, the sun is shining.

Future (will)

Je gebruikt will + hele werkwoord bij :

- aankondigingen

- besluiten

- beloften

- onzekere voorspellingen

Voorbeeld:

I think he will get first place -->  onzekere voorspelling

Future (am/are/is going to)

Je gebruikt Am/are/is going to + hele werkwoord bij:

- plannen

- voorspellingen met bewijs

voorbeeld:

I am going to play soccer this weekend --> plan

Look at the weather forecast, it is going to rain today --> voorspelling met bewijs