2H 34.Stunde

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 35
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Slide

5 Minuten Lernzeit
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setzt dich auf deinen Platz

3. Pak deinen Arbeitsbuch
                                                                      
                                                       In Ruhe lernen/lesen

Slide 2 - Slide

timer
5:00
      K4: L4- L6

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lernziel
Du kennst die Grammatik von K4 und kannst sie anwenden


Slide 5 - Slide

Programm
  • Intervieuw über Ferien

  • Grammatik Wiederholung
  • Studiewijzer: Toetsen!
  • Aufgaben  machen / besprechen
  • HA

Slide 6 - Slide

Ferien
Ihr habt 2 Minuten Zeit, um einander über eure Ferien auf Deutsch zu erzählen. 

Wie sagt man auf Deutsch: " wat heb je in de vakantie gedaan?" 
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Grammatik 
Weißt du es noch?

Hier die Regel: 
  •  A : ich weiß es
  • B: ich bin mir nicht sicher
  • C: ich weiß es nicht mehr

Slide 8 - Slide

Weet je nog wat de naamvallen zijn?

Slide 9 - Open question

Hoe kan je zinnen ontleden?

Slide 10 - Open question

Wat zijn de uitgangen van de lidwoorden bij : 1e/4e/3e nv

Slide 11 - Open question

Welke voorzetsels verlangen de 4e naamval?

Slide 12 - Open question

Kan je de persoonlijke vnw in de 1e en 4e naamval noemen?

Slide 13 - Open question

Kan je alle bezittelijke vnw noemen?

Slide 14 - Open question

Kan je het verschil tussen bezittelijke en persoonlijke vnw noemen?

Slide 15 - Open question

Kan je een sterk werkwoord met de stam a/ e vervoegen? Weet je waar je op moet letten?

Slide 16 - Open question

Grammatik
Bei den nächsten Fragen, musst du eine Antwort aufschreiben.
Viel Erfolg

Slide 17 - Slide

Welke naamval hoort bij het voorzetsel?Morgen komme ich ohne ........ (mijn) Mutter nach Berlin.
A
1 e naamval
B
3e naamval
C
2e naamval
D
4e naamval

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
Morgen komme ich ohne ........ (mijn) Mutter nach Berlin.
A
meiner
B
meinen
C
meine
D
meinem

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
Sie will lieber gegen…. ( haar) Freund(m.) spielen.
A
ihr
B
ihre
C
ihren
D
ihrem

Slide 20 - Quiz

Ergänze:
( Tegen ) wen hast du gespielt?

Slide 21 - Open question

Ich habe ein Geschenk
( voor zijn )Schwester (v.).

Slide 22 - Open question

Ich gehe nicht ( zonder mijn) Freunde (mv) weg.

Slide 23 - Open question

Der Vater gibt seinem Sohn
( geen) Taschengeld (o).

Slide 24 - Open question

Die Schülerin macht sich Sorgen
( om haar) Noten (mv.)

Slide 25 - Open question

Ich lade ( jullie) auf meine Party ein.

Slide 26 - Open question

Die Schülerin sucht ( haar)..............Lehrer.

Slide 27 - Open question

Schrijf de 4e naamval van het vraagwoord " Wer" (= wie) op.

Slide 28 - Open question

Er ____ (fahren) mit seinem BMW.
A
fahrt
B
fährt
C
fahrst
D
fähren

Slide 29 - Quiz

Ich ____ (sehen) gerne fern.
A
sehe
B
siehst
C
sieht
D
sehen

Slide 30 - Quiz

(sprechen)
......... du Deutsch?
A
sprechst
B
sprechen
C
sprichst
D
spricht

Slide 31 - Quiz

(helfen)
....... du mir ein passendes Studium zu wählen?
A
helfst
B
hilft
C
hilfst
D
helft

Slide 32 - Quiz

ich kann die Grammatik van K4 :
A
ziemlich gut
B
ganz okay
C
die Hälfte
D
Alles vergessen

Slide 33 - Quiz

Was willst / machst du jetzt.
A
Ich mache weiter mit den Aufgaben
B
Ich will extra Übungen für .................Grammatik
C
Die Lehrerin muss......erklären

Slide 34 - Quiz

An die Arbeit!
Mache jetzt die Aufgaben: 

Slide 35 - Slide