Thema 1 familie & vrienden opdracht 10 -14

Opdracht 10
Wat moet je doen?
Lees wat hier staat over Engelse woorden uit spreken.
Kijk naar het filmpje.
Zeg zelf een paar keer 'younger' in je beste Engels.

1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opdracht 10
Wat moet je doen?
Lees wat hier staat over Engelse woorden uit spreken.
Kijk naar het filmpje.
Zeg zelf een paar keer 'younger' in je beste Engels.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Opdracht 11
Wat moet je doen?
Lees alle wooorden in het woordblok.
Luister naar de Nederlandse woorden en Engelse woorden.
Zeg de Engelse woorden hardop na.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Welke zin past het beste bij deze foto?
A
My grandfather and I
B
My sister and I
C
My friend and I.

Slide 5 - Quiz

Opdracht 12
Wat moet je doen?
Het zijn de zelfde woorden als in opdracht 11.
Luister naar de Nederlandse en Engelse woorden.
Na ieder Engels woord is het even stil.
Zeg het Engels woord dan hardop na.
Zet in je werkboek een streepje achter het woord als je het gezegd hebt.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Welke zin past het beste bij deze foto?
A
Eigtheen? No! Much older.
B
Seventeen? No! Much younger
C
This is my uncle.

Slide 8 - Quiz

opdracht 13
Wat moet je doen?
Lees de Nederlandse woorden in het woordblok. De Engelse woorden staan er niet .
Luister naar elk Nederlands woord.
Bedenk het Engelse woord dat erbij hoort.
Zeg het Engelse woord hardop.
Luister daarna naar het Engelse woord.
Had je het goed gezegd?
Zet dan een kruisje achter het Nederlandse woord.

Slide 9 - Slide

Welke zin past het beste bij deze foto?
A
My grandfather and I
B
My sister and I
C
My friend and I.
D
My grandmother and I.

Slide 10 - Quiz

opdracht 14
Wat moet je doen?
Lees eerst het uitlegblok. kijk dan naar het filmpje.
Bedek de Engelse zinnen in het uitlegblok.
Lees de zinnen in het uitlegblok weer.
Zet een streepje onder de Engelse woorden die je al weet.
Daarna mag je het Engels weer lezen.
Had je de goede Engelse woorden bedacht?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Lees de vragen bij opdracht 14
Luister en kijk naar een filmpje over iemand anders.
Hij stelt zichzelf en een paar andere mensen aan je voor.
Geef in het Nederlands antwoord op de vragen.

Slide 14 - Slide