Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Ik kan de functie van de inleiding en het slot benoemen.
Ik kan tekstdoelen benoemen (informeren, mening vormen, overtuigen, activeren, amuseren)
Ik kan tekstvormen benoemen (informerende tekst, overtuigende tekst, etc.)
Ik kan tekstsoorten benoemen (bijv. advertentie, artikel, etc.)
Ik kan uitleggen wat een column is.
Ik kan het verschil tussen een commerciële en ideële reclame uitleggen.
Ik kan de functie van beeld en opmaak in reclames herkennen.