Ontwikkeling stimuleren: Denken A

1 / 25
next
Slide 1: Slide
PDOMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Onder welke pedagogische interactievaardigheid past het volgende voorbeeld:
Juf Hasmik werkt met een complimentenmunt. Diegene die de munt in zijn la heeft liggen, moet die dag 5 complimenten of meer aan anderen geven. Aan het eind van de dag moet de klas raden wie de complimentenmunt had.
De klas mag onderling ook complimenten aan elkaar geven.
A
Positieve interacties tussen kinderen bevorderen
B
Sensitieve responsiviteit
C
Praten en uitleggen
D
Ontwikkelings-stimulering.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Onder welke pedagogische interactievaardigheid past het volgende voorbeeld:
Onderwijsassistent Dion moedigt de leerlingen, tijdens het omkleden van de gym, aan om zelf hun veters te strikken.
A
Positieve interacties tussen kinderen bevorderen
B
Autonomie respecteren
C
Structureren en grenzen stellen
D
Ontwikkelings-stimulering

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Onder welke pedagogische interactievaardigheid past het volgende voorbeeld:
Onderwijsassistent Sam ziet dat Yasmine zo trots als een pauw met een zwemdiploma de school binnen loopt. Hij loopt naar haar toe , klapt in zijn handen en zegt: 'Wauw! Wat zie ik daar in jouw handen?'

A
Ontwikkelings-stimulering
B
Autonomie respecteren
C
Structureren en grenzen stellen
D
Sensitieve responsiviteit

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Onder welke pedagogische interactievaardigheid past het volgende voorbeeld:

Onderwijsassistent Kim heeft de planning van de dag op het bord geschreven.
Bij de start van de dag bespreekt ze deze planning met de klas.
A
Autonomie respecteren
B
Sensitieve responsiviteit
C
Structureren en grenzen stellen
D
Ontwikkelings-stimulering

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is receptieve woordenschat?

Slide 10 - Open question

Receptieve woordenschat: de baby begrijpt de woorden, maar kan ze nog niet uitspreken

Wat is productieve woordenschat?

Slide 11 - Open question

Productieve woordenschat: woorden die een kind kent en zelf ook gebruikt. Bij dreumesen en peuters zinnen herhalen en langer maken.

Slide 12 - Slide

Verschillende situaties: b.v. voor woorden als kussen-pad. Ook goed om in verschillende situaties met taal in aanraking te komen.

Eigen taalvaardigheid: zelf correct Nederlands praten en rijke taal gebruiken.

 

Hoe kies jij een activiteit uit voor jouw doelgroep?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

   

        Wat weet je nog van deze les?
                              4 vragen
3.2 Taal stimuleren

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat oefen je wanneer je een activiteit geeft in de zone van de naaste ontwikkeling?
A
Een activiteit die de leerlingen al kunnen.
B
Een activiteit die ze bijna zelfstandig kunnen, maar nog iets hulp nodig hebben in de vorm van instructie.
C
Een activiteit die te moeilijk voor ze is om zelfstandig te kunnen doen en frustratie opwekt.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Van welke woordenschat is sprake bij de volgende zin:
Een kind wijst naar de kerstboom en zegt: 'Kessboom'
A
Receptieve woordenschat
B
Productieve woordenschat

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Van welke geletterdheid is sprake bij onderstaand voorbeeld:
Een kind snapt dat de letters in een boek samen een verhaal vormen.

A
Ontluikende geletterdheid
B
Beginnende geletterdheid

Slide 25 - Quiz

Beginnende geletterdheid: 
Als kinderen inzien dat geschreven taal een verhaal kan vertellen en je andere vaardigheden nodig hebt voor lezen en schrijven dan voor praten.

ontluikende geletterdheid:
Als een kind voor het eerst bewust wordt van geschreven taal. Dit gebeurt al vrij vroeg, bijvoorbeeld bij het voorlezen van een boekje aan een baby.