Quiz Naut thema 4

• Biologie
• Basisschool
• Groep 7

Quiz

Naut

thema 4

Wat versta je onder kracht?

1. Iemand die zijn spierballen laat zien.
2. Dat iets in beweging wordt gezet.
3. Kracht is altijd groot.
4. Kracht kan je niet zien.

Welke kracht gebruik je?

Je fiets naar school.

1. Zwaartekracht
2. Spierkracht
3. Veerkracht
4. alle drie

Welke kracht gebruik je?

Je laat je van de duikplank vallen.

1. Zwaartekracht
2. Spierkracht
3. Veerkracht
4. Geen kracht

Welke kracht gebruik je?

Je schiet een elastiekje weg.

1. Zwaartekracht
2. Veerkracht
3. Geen kracht
4. Spierkracht

Wat is vermogen?

Wat heeft een hefboom?

Stelling:
Een hefboom heeft altijd twee gelijke armen.

1. Waar
2. Niet waar

Stelling:
Een hefboom gebruik je om kracht te vergroten.

1. Waar
2. Niet waar

Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.

1. Waar
2. Niet waar

Welke zinnen zijn waar?

1. Op een fiets zittend de tandwielen tegen elkaar aan.
2. Tandwielen die met een ketting verbonden zijn, draaien dezelfde kant op.
3. Als je de trapper van een fiets zonder versnelling een keer ronddraait, draait je achterwiel ongeveer 2,5 keer rond.
4. Als je naar een hogere versnelling schakelt, hoef je minder zwaar te trappen.

Waar of niet waar?

1. Met kracht kun je iets in beweging zetten.
2. Vertragen gaat vanzelf.
3. Wrijving en luchtweerstand remmen bewegende voorwerpen af.
4. Zware voorwerpen krijg je makkelijker in beweging dan lichte.

Hoort bij een hefboom.

1. Is een overbrenging.
2. Vergroot je kracht
3. Heeft een draaipunt.
4. Zit in een takel.

Hoort bij een katrol.

1. Is een overbrenging.
2. Vergroot je kracht.
3. Heeft een draaipunt.
4. Zit in een takel.

Met een katrol verander je de richting van de kracht.

1. Waar
2. Niet waar

Met een enkele katrol vergroot je de trekkracht.

1. Waar
2. Niet waar

In een takel zitten meerdere katrollen.

1. Waar
2. Niet waar

Hoe meer katrollen hoe meer spierkracht je nodig hebt.

1. Waar
2. Niet waar

Wat is waar over gekleurde informatie?

1. Gekleurde informatie geeft de feiten weer.
2. 'Prachtig' en 'heerlijk' zijn voorbeelden van gekleurde informatie.
3. Gekleurde informatie is voor iedereen hetzelfde.
4. Gekleurde informatie is informatie met een bepaalde kleur.

Jullie hebben de quiz goed gemaakt.
Door deze....... krijg je een goede.........
( denk maar aan de bal tegen de muur)