This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Krachtpatsers
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Stelling: Een hefboom heeft altijd twee gelijke armen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Stelling: Een hefboom gebruik je om kracht te vergroten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Stelling: Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Hoort bij een katrol.
A
Is een overbrenging.
B
Vergroot je kracht.
C
Heeft een draaipunt.
D
Zit in een takel.
Slide 9 - Quiz
Met een katrol verander je de richting van de kracht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Hoe meer katrollen hoe meer spierkracht je nodig hebt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
In een takel zitten meerdere katrollen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Als je een groot gewicht met weinig mankracht boven wil krijgen, kun je een takel gebruiken. Waarom?
A
Omdat ze dan meer kracht nodig hebben.
B
Omdat ze dan minder kracht nodig hebben.
C
Omdat ze dan hun beenspieren niet hoeven te gebruiken.
D
Omdat de zakken dan minder wegen.
Slide 13 - Quiz
Krachtpatsers
Je maakt nu vraag 2 tot en met 6. Daarna mag je jouw werk van de ochtend afmaken (rekenen, spelling, taal en wink) Daarna mag je jouw knutsel afmaken en lezen.