H6 Spelling

Nederlands

Nederlands
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Slide

H6 Spelling
Aan elkaar of los

Slide 2 - Slide

Doel

Je kunt bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Je doorloopt deze LessonUp zelfstandig. Neem de theorie door en maak de opdrachten. Daarna kun je aan de slag met de opdrachten. Succes!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Aan elkaar of los?
We hebben het over samenstellingen, dus: een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig kunnen voorkomen.
Bijvoorbeeld: politieacademie, koffiezetapparaat en viersterrenhotel.

Waarom schrijven we samenstellingen aan elkaar?
 Omdat de woorden samen een nieuw woord vormen met een nieuwe 
 betekenis.


Slide 6 - Slide

Aan elkaar of los?
Zoals je gezien hebt op de vorige twee slides kan een spatie het verschil maken in betekenis. 
- rode wijnglazen --> wijnglazen die rood zijn. 
- rodewijnglazen --> glazen met rode wijn erin. 

Wanneer schrijf je samenstellingen (twee/meer woorden die je aan elkaar plakt) nou aan elkaar of los? --> volgende dia's!

Slide 7 - Slide

Aan elkaar:
1. Samenstellingen van twee of drie woorden: schoolvakantie.
2. Getallen met honderd en duizend: drieduizend, zeshonderd. 
3. Veel samengestelde werkwoorden: autorijden, koffiedrinken. 
4. Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: stomverbaasd, veeleisend. 
5. Er, hier, daar, waar + voorzetsel: hieraan, waarvoor, daartegenover.

Slide 8 - Slide

Los: 
1. Getallen met miljoen of miljard: vijf miljoen, zes miljard.
2. Combinatie van twee voorzetsels als daarna een lidwoord of zelfstandig naamwoord komt: ik zit graag achter op de fiets.
--> voorzetsels zijn hier dus 'achter' en 'op' 

Slide 9 - Slide

Aan elkaar of los?
A
minimum inkomen
B
minimuminkomen

Slide 10 - Quiz

Aan elkaar of los? 'Hij heeft alweer een lastig kriebel …. hoestje.'
A
kriebel hoestje
B
kriebelhoestje

Slide 11 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 12 - Quiz

Aan de slag!
Maak van H6 Spelling opdracht 1 t/m 3. 
Kijk de opdrachten daarna na (via It's). 

Kijk de opdrachten pas na als je de opdrachten gemaakt hebt. Hier leer je het meeste van!


Slide 13 - Slide