6.13 - 6.14

6.13 Duizend, miljoen, miljard
  1. het getal
  2. duizend
  3. miljoen
  4. miljard
  5. ongeveer
  6. precies

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

6.13 Duizend, miljoen, miljard
  1. het getal
  2. duizend
  3. miljoen
  4. miljard
  5. ongeveer
  6. precies

Slide 1 - Slide

het getal
  • het nummer
  • het cijfer

  • de getallen

  • voorbeelden: 10 , 35, 1.050

Slide 2 - Slide

duizend
zin: 1 duizend heeft 3 nullen.


Slide 3 - Slide

miljoen
zin: 1 miljoen heeft 6 nullen.

Slide 4 - Slide

miljard
zin: 1 miljard heeft 9 nullen.

Slide 5 - Slide

ongeveer
  • niet precies

  • zin: In mijn portemonnee zit ongeveer € 5,-.

Slide 6 - Slide

precies
  • zin: Hoeveel geld zit er precies in mijn portemonnee?

Slide 7 - Slide

wisbordjes
Luister en schrijf op!
- woorden
- getallen

Slide 8 - Slide

6.14 Kleren wassen
  1. wassen
  2. vies
  3. schoon
  4. donker
  5. warm
  6. de graad
  7. ophangen
  8. droog
  9. zelf
  10. alles
  11. apart
  12. meteen





Slide 9 - Slide

wassen (ww)
  • de was doen

  • Ik was
  • Jij/U wast - Was jij?
  • Hij/zij wast
  • Wij/Zij/Jullie wassen

  • zin: Op maandag moet ik altijd wassen en strijken.

Slide 10 - Slide

vies <-> schoon
  • zinnen:
  • Mijn T-shirt is vies.
  • Mijn T-shirt is schoon.

Slide 11 - Slide

donker
  • donker - donkere

  • zin: Dit zijn donkere kleuren.

Slide 12 - Slide

warm
  • warm <-> koud
  • heel warm - heet

  • zin: Draai jij de warme kraan open?

Slide 13 - Slide

de graad
  • de graden

  • zin: Ik was mijn kleding op
    40 graden.

Slide 14 - Slide

ophangen (ww)
  • scheidbaar werkwoord

  • Ik hang de was op.
  • Jij / U hangt de was op. Hang jij de was op?
  • Hij / Zij hangt de was op.
  • Wij /Zij /Jullie hangen de was op.

Slide 15 - Slide

droog
  • droog <-> nat

  • zinnen:
  • Het rechter hondje is droog.
  • Het linker hondje is nat.

Slide 16 - Slide

zelf
  • zin: Ik was mijn kleding zelf.

Slide 17 - Slide

alles
  • alles <-> niks

  • zin: Heb je alles gewassen?


Slide 18 - Slide

apart
  • gescheiden van anderen of iets anders

  • zin: Heb je de witte was apart gewassen?

Slide 19 - Slide

meteen
  • zonder te wachten
  • nu

  • zin: Ik ga mijn kleding meteen wassen.

Slide 20 - Slide