oefenmateriaal 12.1 en 12.2

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Morgen toets 12.1 en 12.2

Deze les:

1. Nakijken: antwoorden in magister
2. Vragen stellen
3. Leren: boek lezen, lessonups via links bestuderen opdrachten herhalen, begrippen opschrijven, 
4. oefenen: lessonup vragen

Mitose

Meiose

genotype

Fenotype

XY chromosomen

kan niet veranderen!

is erfelijk

kan tijdens het leven veranderen

is niet overerfbaar

een litteken

Is niet altijd zichtbaar

DNA

Chromosoom

Celkern

Cytoplasma

Celmembraan

Fenotype

Genotype

Meiose I

Meiose II

Chromosomen bestaan uit DNA. DNA bestaat uit?

een gen

Een allel

Gen

Celkern

DNA

Chromosomen

Allelen

DNA

Celkern

Cel

Chromosoom

Wordt deze eigenschap bepaald door het  genotype / fenotype of door beiden?

GENOTYPE

FENOTYPE

Zowel fenotype als genotype

Iemands

lengte

Iemands

bloedgroep

Iemands bruine ogen

Iemands nieuwe haarkleur

Iemands hoge cholesterol-gehalte

Dit zijn onderdelen uit de meiose van een cel. Zet de onderdelen A B C en D in de goede volgorde, 1 2 3 en 4.

Scheiding van chromosoomparen

Scheiding van chromatiden

DNA synthese

Celgroei

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 

Genotype

Fenotype

Een wipneus

Stijl haar vanaf de geboorte

Piercings 

Sproeten

Een litteken

gespierd lichaam

Eelt op je handen door hard werken

Blauwe ogen

- Het uiterlijk van een organisme noemen we het:

- Alle erfelijke eigenschappen van een organisme noemen we het:

- Dit deel van een chromosoom codeert voor 1 eigenschap:

- De variant van een gen noemen we een:

- Bij meiose ontstaan:

- Bij mitose ontstaan:

Genotype

Fenotype

Gen

Allel

Geslachtscellen

Lichaamscellen

Maak de dubbele streng van het DNA molecuul compleet

Mitose

Meiose

gewone celdeling

reductiedeling

46 --> 46 + 46

46 --> 23 + 23

in de geslachtscellen

in alle andere cellen

chromosomen verdubbelen

Wat is de juiste combinatie van de basenparen in het DNA?

1. CT en GA
2. AG, TG, AC, en TC
3. AT en CG
4. ATCG zijn geen basenparen

Het pfizer vaccin bevat RNA. Welke bewering is waar over RNA?

1. Het kan zich in het DNA nestelen
2. Het kan niet in cellen komen
3. Het codeert voor een eiwit
4. Het werkt net als een eiwit

Mitose is de

1. Gewone celdeling
2. Reductiedeling (vorming geslachtscellen)

Waar lijkt RNA op?

1. DNA
2. BMR
3. HPV
4. ANR

Wat is het doel van mitose?

1. Zorgen voor meer cellen
2. DNA kopieëren
3. Zorgen voor zaadcellen of eicellen

Meiose treedt op bij

1. groei van een weefsel
2. bevruchting van een eicel
3. de vorming van geslachtscellen
4. herstel van een weefsel

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het fenotype?

1. De erfelijke info op je chromosomen
2. Hoe je eruit ziet

Wat is de functie van RNA?

1. de informatie voor een eiwit van DNA naar de ribosomen overbrengen
2. het bevat alle erfelijke informatie
3. RNA maakt eiwitten
4. RNA koppelt aminozuren aan elkaar tot eiwitten

Wat is geen functie van de mitose

1. Groei
2. Herstel
3. Vervanging
4. Voortplanting

Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?

Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?

1. Meiose
2. Mitose
3. Beiden
4. Niet te zeggen

Wat is het fenotype?

1. de zichtbare uitdrukking van de erfelijke informatie van organismen
2. de zichtbare uitdrukking van alle informatie van de genen
3. de zichtbare uitdrukking van de dominante erfelijke informatie van organismen
4. de zichtbare combinatie van erfelijke informatie en omgevingsfactoren

Genexpressie betekent dat je vanuit de code met stikstofbasen atcg....

1. de cel informatie krijgt genen te maken
2. de cel informatie krijgt aminozuren te maken
3. de cel informatie krijgt om eiwitten te maken
4. de cel informatie krijgt allelen te maken

Je fenotype wordt grotendeels bepaald door je genotype. Wat heeft echter ook invloed op je fenotype

1. Het DNA van je ouders
2. De geslachtschromosomen
3. Je omgeving
4. Je eigen keuzes

DNA

1. stof die informatie bevat voor uiterlijke eigenschappen
2. stof die informatie bevat voor erfelijke eigenschappen
3. stof die informatie bevat voor innerlijke eigenschappen

DNA : ACTCGATTACCG
Wat is de RNA van deze DNA

1. TGAGCTAATGGC
2. UGAGCUAAUGGC
3. ACTTCGTACGGT
4. TGUGCTUUTGGC