Les 4, 10.2

1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan wij vandaag doen?

  • Uitleg zwangerschap(10.2)
  • Uitleg 3 soorten prenatale onderzoeken(10.2)
  • Uitleg tweelingen(10.2)
  • Aan de slag met opdrachten
  •  Oude examens oefenen 10.2
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 
  • 10.2 Je snapt in welke stappen een zwangerschap ontstaat.
  • 10.2 Je weet in welke volgorde de zwangerschap en geboorte plaats vindt.
  • 10.2 Je kan uitleggen hoe de groei van een ongeboren baby in de baarmoeder verloopt
  • 10.2 Je weet de 3 verschillende prenatale onderzoeken.
  • 10.2 Je kan uitleggen hoe een ééneiige tweeling en hoe een twee-eiige tweeling ontstaat.

Slide 3 - Slide

Paragraaf 10.2 Zwanger en bevallen

Slide 4 - Slide

De bevruchting
Een kern van een zaadcel versmelt met de kern van een eicel, 
dit vindt plaats in de eileider.

Innestelling: na ongeveer 6 dagen zet het bolletje cellen zich vast in het dikke baarmoederslijmvlies. Dan is de vrouw zwanger.

Slide 5 - Slide

Zwangerschap heeft 
2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus

Slide 6 - Slide

Ontwikkeling van het embryo & Groei van de foetus
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Placenta
Op de plaats waar embryo is ingenesteld groeit placenta/moederkoek. In de placenta zitten haarvaten (hele dunne bloedvaten waar gaswisseling plaats kan vinden).

Vruchtwater en vruchtvliezen bieden het ongeboren kind bescherming.

Slide 9 - Slide

Navelstreng
3 bloedvaten:
2 navelstrengslagaders
1 navelstrengader

1. voedingstoffen en zuurstof gaan vanuit het bloed van de moeder naar het bloed van het kind. VIA de NAVELSTRENGADER

Slide 10 - Slide

Navelstreng
Koolstofdioxide en andere afvalstoffen (komen vrij na een verbranding, dus in een baby vindt ook verbranding plaats!!) 

Gaan door de 2 NAVELSTRENGSLAGADERS vanuit het bloed van het kind naar het bloed van de moeder.

Slide 11 - Slide

Placenta & navelstreng
Bloed moeder -> 
haarvaten  baarmoederwand -> navelstrengader ->
foetus

Bloed foetus -> navelstrengslagaders -> 
haarvaten baarmoederwand ->
moeder

Slide 12 - Slide

Bevalling
Indaling: Enkele weken voor de bevalling.

Tijdens de bevalling:
1. Ontsluiting; door weeën gaat de baarmoedermond open. 
2. Uitdrijving: sterke weeën, persweeen, de baby komt via de vagina naar buiten. 
3. Nageboorte: door 1 of meer weeën komt de placenta met vruchtvliezen en de resten van de navelstreng. 

Slide 13 - Slide

Drie fasen van de bevalling

Slide 14 - Slide

Prenataal onderzoek
1. Echoscopie (De baby wordt zichtbaar doormiddel van geluidsgolven.)
2. Vlokkentest (cellen uit het placenta) 
3. vruchtwaterpunctie (cellen uit het vruchtwater) : een arts onderzoekt de chromosomen (DNA) in de celkern van de cellen van het ongeboren kindje. 

Slide 15 - Slide

Tweeling

Slide 16 - Slide

Placenta of placenta's?
Bij een 2-eiige tweeling; altijd twee placenta's.

Een 1-eiige tweeling kan 1 of 2 placenta's hebben. Is de splitsing vóór innesteling dan 2 placenta's. Is de splitsing ná innesteling dan 1 placenta.

Slide 17 - Slide




Hoe noem je een pasgeboren kangoeroe?
Buideldieren
Na de geboorte is de baby nog niet volledig ontwikkeld. De voorpoten van de baby zijn wel al sterk genoeg om naar de buidel te kruipen.
In de buidel ontwikkelt de baby zich verder.
A
foetus
B
embryo

Slide 18 - Quiz

Zet het juiste nummer bij de onderdelen.
baarmoederwand
foetus
navelstreng
2
3
4

Slide 19 - Drag question

zet de verschillende onderdelen bij de juiste nummers.
1
2
3
4
5
placenta
navelstreng
vruchtwater
embryo
vruchtvlies

Slide 20 - Drag question

Benoem de juiste onderdelen van de navelstreng.
1
2
navelstrengader
navelstrengslagader

Slide 21 - Drag question

Welke (slag)ader vervoert wat in de navelstreng?
1
2
zuurstof
koolstofdioxide
voedingsstoffen
afvalstoffen

Slide 22 - Drag question

De moeder vervoert                      en voedingsstoffen naar de                            . 
Via de                      in de placenta vindt uitwisseling plaats van zuurstof, voedingsstoffen,                               en andere afvalstoffen. 
Het kind ontvangt het zuurstofrijke bloed via de                                                 .
haarvaten
koolstofdioxide
navelstrengader
placenta
zuurstof

Slide 23 - Drag question

Zet de nummers bij het juiste onderdeel.
placenta
foetus
vruchtwater
navelstreng
1
2
3
4

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Welke afbeelding(en) is/zijn van een twee-eiige tweeling?
A
A
B
B
C
C
D
A en B

Slide 29 - Quiz

In welke afbeelding(en) zijn twee placenta's te zien?
A
A
B
B
C
C
D
A en B

Slide 30 - Quiz

In welke afbeelding(en) zijn twee vruchtzakken te zien?
A
A
B
B
C
C
D
A en B

Slide 31 - Quiz

Om welke type tweeling gaat het:
1 zaadcel, 1 eicel, 1 placenta, 2 vruchtzakken.
A
eeneiige tweeling
B
twee-eiige tweeling

Slide 32 - Quiz

Om welke type tweeling gaat het:
1 zaadcel, 1 eicel, 2 placenta's, 2 vruchtzakken.
A
eeneiige tweeling
B
twee-eiige tweeling

Slide 33 - Quiz

Om welke type tweeling gaat het:
2 zaadcellen, 2 eicellen, 2 placenta's, 2 vruchtzakken.
A
eeneiige tweeling
B
twee-eiige tweeling

Slide 34 - Quiz

Mindmap 10.2
Mindmap:

Samenvatting
van heel 10.2

Overzicht:
Wat hoort bij wat?

Slide 35 - Slide

Afsluiting
  • De twee vragen "Hoe bewijs je dat je het leerdoel beheerst?''
 en ''Wat heb ik geleerd en waar moet ik nog extra aandacht aan besteden?'' uitwerken voor het leerdoel 7 tot en met 11.(10.2)

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide