H2 grammar 1 past simple en prep.of time echt

Past simple
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Past simple

Slide 1 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 2 - Slide

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 3 - Slide

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it rained
they beg-> they begged

Slide 4 - Slide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 5 - Slide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 6 - Slide

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig (OWW) en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.
to go       -> went      He went to Italy last year.
to make -> made     They made a very nice meal two days ago.


Slide 7 - Slide

Past Simple - OWW

Er zijn geen regels voor de OWW, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple de 2e kolom.

see - saw - seen
come - came - come

Slide 8 - Slide

Past Simple - Vraag/Ontkenning

Vraagzinnen
Did + hele ww (1e kolom):
Did you walk to school yesterday?

Ontkennende zinnen
Didn't + hele www (1e kolom):
You didn't walk to school yesterday.

Slide 9 - Slide

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 10 - Quiz


Wat is de Past Simple van go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 11 - Quiz


Wat is de Past Simple van tell
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 12 - Quiz


Wat is de Past Simple van see
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 13 - Quiz


Wat is de Past Simple van think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 14 - Quiz


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 15 - Quiz

Noem een onregelmatig werkwoord

Slide 16 - Mind map

Put the following sentences into the past tense.

  •  She doesn't like football.
  • She didn't like football.
  •  Henry does his homework today.
  • Henry did his homework.
  • Do you go to school?
  • Did you go to school?

Slide 17 - Slide

Repetition
Put these sentences into the past tense.
  • I go to school.
  • I went to school.
  •  She lives in England.
  • She lived in England
  • My school is cool.
  • My school was cool.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Prepositions of time

Slide 20 - Slide

Aantekening:Prepositions of time: in / on / at

IN gebruik je voor: eeuwen, jaren, maanden en langere tijdsperiodes
examples: in 2018, in June, in the past

ON gebruik je voor: dagen, data
examples: on Tuesday, on my birthday, on Christmas day

Slide 21 - Slide

(vervolg aantekening in/on/at)
AT gebruik je voor: precieze tijden
examples: at 12 o'clock, at noon, at sunrise, at the moment

Uitzondering: at night, at the weekend, at Christmas

Slide 22 - Slide

He arrived .... six o' clock.
A
in
B
on
C
at

Slide 23 - Quiz

My birthday is ... 13 October
A
in
B
on
C
at

Slide 24 - Quiz

He did his homework ... night
A
in
B
on
C
at

Slide 25 - Quiz

I go to France ... July
A
in
B
on
C
at

Slide 26 - Quiz

We play football .... the weekend
A
in
B
on
C
at

Slide 27 - Quiz

I was born .... 2004
A
in
B
on
C
at

Slide 28 - Quiz

I will be home ... Christmas
A
in
B
on
C
at

Slide 29 - Quiz

I will be home ... Christmas day
A
in
B
on
C
at

Slide 30 - Quiz

I walked the dog ... the morning
A
in
B
on
C
at

Slide 31 - Quiz

He goes to school ... half past eight
A
in
B
on
C
at

Slide 32 - Quiz

I am doing my homework ... the moment
A
in
B
on
C
at

Slide 33 - Quiz

I have volleyball practice .... Monday
A
in
B
on
C
at

Slide 34 - Quiz